Overspeligen garantie vragend

Leidsche Kerkbode. Orgaan voor de Gereformeerde Kerken van de Classis Leiden

5e jaargang, onder redactie van W. Bouwman e.a.
Leiden (Nieuwe Leidsche Courant) 1926v
nummer 32 (geen paginering) (10 december 1926)

a



Christus komt in de wereld en laat de menschen zich verwonderen om Zijnentwil. En de menschen, wat doen zij met Hem en met hun eigen verwondering? Als ge dat weteen wilt, lees dan eens met aandacht het verhaal van Matth. 12. Jezus heeft een bezetene genezen: het geval was buitengewoon ernstig en daarom de genezing zeer verwonderlijk. Maar nu komen er 3 groepen voor den dag. De eerste wordt door de echte bewonderaars gevormd: zij roepen ontsteld: is dat niet de Zoon van David? De tweede groep teekent zich af als die der brutaal-ongeloovigen; voor haar is Jezus een compagnon van den duivel. En nu komt de derde: de bemiddelingsgroep. Zij staat wat „nuchterder” tegenover de feiten, dan de naïevelingen van de eerste, maar toch ook wat milder tegenover Jezus dan de opstandigen van de tweede groep. Hoor, ze willen de zaak nog eens rustig overwegen, en vragen: Meester, wij wilden van u een teeken zien; dan zullen wij het met nuchteren zin ontleden en daarna aan de anderen onze conclusie meedeelen.

Maar Christus neemt den voorslag niet aan. Welk een hoogmoed proeft hij hier: ze willen een „wonderteeken” niet ondergaan, maar het nuchter ontleden, alsof ze er boven stonden. Heeft hij niet daareven voor hun oogen een teeken gegeven? Maar er moet nog één teeken boven op: want zij willen het éene teeken door het andere verklaren. Ze willen van Gods uitroepteeken eerst een vraagteeken maken: en als dan een tweede uitroepteeken volgt, dan zullen ze eens gaan uitmaken, of men, en dan nu met zijn eigen welwillende autoriteit, het eerste uitroepteeken weer plaatsen kan. Maar op die manier zal het niet meer God zijn die zijn uitroepteekens plaatst, maar de mensch, die God keuren of anders zonder keuring in ieder geval en bij voorbaat bekeuren wil.

En nu komt Chrisus met zijn geesel. Wie durven hem om een garantieteeken vragen? Zijn ze zelf niet de kinderen van een „overspelig” geslacht? En is de overspelige juist niet degene, die de trouw heeft opgezegd, die de garantie heeft verbroken? Maar zoo gaat het: de trouwelooze vraagt van den getrouwe een teeken van trouw; de ongeloovige van den gelofwaardige een teeken van God, juist omdat het zich aan de uitspraak van het teeken, dat God zelf óplegt, niet wagen wil.

Een joodsch geschrift heeft gezegd: hoe meer echtbrekers er zijn, hoe minder het bitter water gedronken wordt. De bedoeling is duidelijk: er was onder Israël een wet, dat iemand, die beschuldigd werd van ontrouw, van echtbreuk, zich aan een „Godsoordeel” onderwerpen moest en de aangeklaagde moest het bittere water drinken, het water der ijvering, opdat de onschuld blijken mocht. b Maar de echtbrekers durven dat strikte Godsoordeel niet aan; en om aan de klem ervan te ontkomen, keeren zij de rollen om en vallen den ander, die trouw is gebleven aan met de vraag: durft gij u wagen aan mijn eisch, dat er een teeken komen moet, opdat uw trouw blijke? En zoo doet Israël, Gods bruidsvolk, met zijn God. God. Israëls Man, heeft vanouds zijn trouw gezworen; en tot heden toe heeft Hij de trouw bewaard. Christus is het groote bewijs van trouw. Maar — hij is tegelijk de groote crisis: waar Hij is, daar is het Gods-oordeel dat alle ontrouw onmiddellijk ontmaskert. En daarom moet altijd maar weer alle ongeloovig, bond-brekend geslacht wel om zijn echtbreuk te maskeeren, een teeken vragen. Alle ongeloof dat zich handhaaft, vervalt in brutaliteit: het stelt de waarheid Gods disputabel, om van zijn eigen leugen zich te ontdoen.


K. Schilder.




a. Opnieuw gepubliceerd als ‘Overspeligen garantie vragend’, Goud, Wierook en Myrrhe, Delft (W.D. Meinema) 1926-1927, 42 (9 februari).

b. Vgl. Numeri 5.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000