Onze genezing — een ultimatum

Leidsche Kerkbode. Orgaan voor de Gereformeerde Kerken van de Classis Leiden

5e jaargang, onder redactie van W. Bouwman e.a.
Leiden (Nieuwe Leidsche Courant) 1926v
nummer 29 (geen paginering) (19 november 1926)

a



In den geneesmeester Christus toont God Zijn groote liefde, maar ook Zijn uiterste souvereiniteit. De verschijning van den geneesmeester wordt gedragen door Gods wil-tot-het-uiterste, zij is ultimatum. Reeds zagen we het in het gezicht der schorpioenen. En met ronde woorden heeft Christus zelf het gezegd.

Hebt gij er op gelet, dat schijnbaar Johannes de Dooper door Christus verloochend is, juist in Zijn genezingswonderen? De Dooper dreigde: uw hooge boom wordt geveld, uw dorre akker ter verwoesting overgegeven b. Het is zeer nabij. Daarna komt de Christus, en — de boom wordt gespaard, de akker bemest; en Israëls zieken worden genezen. Dat is zóó wonderlijk, dat de Dooper zelf in zijn gevangenis met dit contrast tusschen zijn dreigement en Jezus’ genezingswonderen niet klaar komen kon c.

Maar Jezus zelf komt op om dit raadsel te verklaren. Hij herinnert er aan, dat de Dooper opgetreden is in Judea, de voornaamste provincie, en zijn stem liet dreunen tegen Jeruzalem, de hoofdstad. Nu is Jeruzalem in Gods wijngaard een opvallende boom. Valt een enkele vijgeboom in een voor wijnbouw bestemden akker niet op? Zoo valt Jeruzalem op als Israëls voornaamste stad; de wijngaard, dat is Israël, de vijgeboom is Jeruzalem. Maar Jeruzalem heeft van den Dooper moeten hooren, dat God het oordeel over de stad en over haar grooten brengt; want God zoekt vruchten van den vijgeboom, maar Hij vindt ze niet. En drie jaar lang, sedert het begin van het wakkerschuddend werk van den Dooper, stelt die dorre boom den eigenaar van den wijngaard, God, teleur. Daarom moet de boom nu vallen: maar hoor, de wijngaardenier waagt nog een laatste poging. Hij zal nog één jaar bizondere zorg juist aan dien éénen boom besteden; hij zal hem bemesten en besproeien. Helpt dat, dan kan hij blijven staan. Maar blijven ook dan nog de vruchten weg, dan valt hij — onverbiddelijk (Lucas 13 : 8). En dit voorstel wordt aangenomen: het wordt tot ultimatum verheven. En nu zien we iets verschrikkelijks. Christus komt naar de hoofdstad; en daar geneest en troost en verbindt Hij. Het is heerlijk, maar ook verschrikkelijk. Want het is een ultimatum. Gods stad wordt genezen; de hand, die geneest, moge zacht zijn, het oog van den geneesmeester dreigt en zijn hart broedt over den eeuwigen dood van wie hij voor den tijd tot het leven terugroept.

Hier ligt óók de ergernis en de dwaasheid der prediking d. Ze is er in de wonden van den Christus, maar ook in de genezing van de menschen, wier kruis de Gekruiste heeft verlicht. Ons tijdelijk leven is ieder oogenblik een ultimatum; het is het uiterste bevel, dat het eeuwig leven moet aanvaard worden uit Gods hand om Christus’ wil.


K. Schilder.




a. Opnieuw gepubliceerd als ‘Genezing – een ultimatum’, De Reformatie 7 (1926v) 16,124 (14 januari 1927); bestemd geweest voor Goud, wierook en myrrhe.

b. Vgl. Matteüs 3:1-12 par.

c. Vgl. Matteüs 11:2-6 par.

d. Vgl. 1Korintiërs 1:23.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000