Spreekwoord-vervlakking

Leidsche Kerkbode. Orgaan voor de Gereformeerde Kerken van de Classis Leiden

5e jaargang, onder redactie van W. Bouwman e.a.
Leiden (Nieuwe Leidsche Courant) 1926v
nummer 18 (geen paginering) (3 september 1926)

a



Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten?

1 Sam. 19 : 24; vgl. 10 : 12.


Tusschen het spreken van God en het spreken der menschen bestaat een groot verschil. „God heeft éénmaal gespróken; ik heb dat tweemaal gehóórd; dat is van wie Gods spraak ondergaan heeft, de betuiging (Ps. 62 : 12). En dat woord is, hoewel dichterlijk, geen dichterlijke vrijheid; het getuigt integendeel van profetische gebondenheid. Het is de ontzaglijkheid, de majesteit van God, dat Hij maar éénmaal spreekt, al wat Hij spreekt. Israël hoort Hem wel onder zich betuigen; vele malen ook en op velerlei wijze spreekt God tot de vaderen door de profeten b. Maar Gods Woord is daarom zoo duur, wijl het in ieder bepaald geval en tot iedere bepaalde ziel en met elk bepaald doel en met elk bepaald effect toch maar éénmaal kan geschieden. Gods Woord is óók geschiedenis; het is mededeeling, maar óók feit van Zijn heils-openbaring; en daarom is het in den hoogsten zin maar een woord voor éénmaal. Het is nooit te herhalen; de woorden Gods mogen zich naar hun inhoud herhalen; maar zijn spreken van die woorden is telkens één; het is een mensch gezet c, met een God te worstelen, die Zijn spreken één-vuldig houdt. Maar als God spreekt, als Hij waarlijk spréékt in de ziel, dan hóórt men Hem tweemaal; dan is de zekerheid onmiddellijk; wie eenmaal God gehóórd heeft, die hoort Hem wederom.

Maar nu spreken ook de menschen. Zij spreken niet eenmaal; want al sprekende worden hun gedachten.

Daarom herhalen zij hun spreken; en de spraakmakende gemeente wordt straks de spreekwoorden-makende gemeente. En dat is hun ongeluk; dat is het bederf van de gedachten. Het spreekwoord is immers de glijbaan der kermisgasten in de stad der denkers. Het zet de worsteling der gedachten stil; het maakt het bijzondere algemeen en komt dan met een algemeenheid weer naar elk bijzonder geval toe. Zoo legt het spreekwoord zijn voor-oordeel op aan de dingen. En elk voor-oordeel, dat uit het zuivere spreken Gods geboren is, is goed, ja, het wordt tot het hoogste gebod. Maar alle voor-oordeel, dat uit ons onzuivere hooren geboren is, wordt tot een ramp.

En juist daarom is er geen grooter vijandschap tegen het éénmaal spreken van God dan juist in de spreekwoorden van de menschen.

Dus heeft Israël zich bezondigd tegenover de ontzaglijke spraak van God, toen het een spreekwoord maakte van „Saul-die-ook-al-onder-de-profeten was.” Van het vreeselijke oordeel van God, die den man, die Samuel te lijf zal, en die David binden wil, neerwerpt en hem dwingt te profeteeren, al blijkt zijn ziel vreemd aan den wezenlijken inhoud der profetie, — en van de majesteit Gods, die zóó den Koning in boeien slaat, heeft Israël de scherpe punt afgeslepen door een „spreekwoord” er van te maken. Van het goud der openbaring hebben de menschen van de straat pasmunt gemaakt voor de markt der gemakkelijke conversatie, de markt, waarop het zwoegen van de binnenkamer met God wordt belachen. God heeft ook hier rondom Samuel en Saul éénmaal gesproken; maar Israël heeft het niet ook maar één keer goed gehoord; en ze hebben de tragedie van Saul op de tafel geworpen van de wisselaars van geestigheden; ze hebben de worsteling van God, die ook in den strijd van David en Saul zijn Messias zocht, gemaakt tot de vroolijke stoffage van grappige uren, waarin men vlucht voor God, die ons aan het hooren wil zetten, tot tweemaal toe, van wat Hij éénmaal heeft gesproken.

En wie wijs is, late zich nu leeren in eenvoudigheid. Gods Woord, Gods openbaring is niet gegeven voor gemakkelijke menschen, die uit spreekwoorden willen opbouwen de paragrafen van de Institutie van de Waarheid. Wie van verloren levens en van kromgetrokken koningswegen als van Saul grappen maakt, of zelfs maar spreekwoorden, waarbij men geeuwen kan, die heeft niet verstaan, dat hijzelf is, van nature, (maak van dien term ook geen spreek-woord!) als Saul; immers: profeteeren tegen wil en dank zal eenmaal elk, die verloren is; alle helle-kind is eens een gebondene door den Geest der profetie, die de waarheid perst ook uit onwillige lippen. Wie zóó Gods taal vervlakt, die heeft vergeten, dat bij Saul in elk levensuur God op-trekt naar den Messias, die door Saul niet erkend werd als het einde van den theocratischen staat; die heeft niet gezien, dat elk uur er maar één is; dat Gods historie zich nooit repeteert en dat wie Hem kennen wil, geen spreekwoorden leeren moet, omdat ze zoo gemakkelijk zijn.

Want genade is geen erfgoed. Misschien hebben we ook daar een spreekwoord van gemaakt. Maar als we dat woord éénmaal gehoord hebben, en het tweemaal en vervolgens hebben herhaald in vreeze en beven, dan zullen we zien, dat de spreekwoorden der menschen wel erfgoed zijn, maar dat Gods spreken altijd genade, en daarom immer nieuwe genade is, en dat het dus geen erfgoed kan worden in der eeuwigheid. De genade van Gods Woord is geen erfgoed der spreekwoord-vermakende gemeente.


K. Schilder.




a. Eerder gepubliceerd als ‘Spreekwoord-vervlakking’, De Reformatie 5 (1924v) 33,258 (15 mei 1925).

b. Vgl. Hebreeën 1:1.

c. Vgl. Hebreeën 9:27.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000