§ 70. De dood — pendant van ’t leven?

1. Onze conclusie in § 69 was, dat we als een in den grond der zaak lasterlijke leer die heele twee~handen-speculatie voor goed hebben ' uit te bannen. Het is geen toeval, dat Barth juist in het in § 69 vermelde betoog behalve met Sartre, den existentialist, ook met M. Heidegger zich zoo uitvoerig bezig hield: draait niet alles om deze ééne vraag: de---dood"(nu eens opgevat als complex van narigheden en duisternissen), is die soms _van huis uit" -pendant van het leven"? Zijn ze met elkaar het garnituur op den schoor~ steenmantel van het naar Gen. 1 : 1 gebouwde huis? Is Gods oeconomie (vgl. bl. 374/5) altijd een bediening van leven èn een bediening van dood geweest? Is de dood natuurlijk, oer-kosmisch, is hij mee-geschapen? In welken zin is die dood nu "vreemd"? Alienus? "Vijandig"? Is hij alleen maar "vreemd", inzooverre als daarin een bezoldiging tot ons komt (Rom. 6: 23) op een vreemde (vijandige daad) van óns, of is hij "vreemd-, inzooverre hij niet past, in zijn huidigen vorm van smartenbron-bij-de-uittrede-uit~deeerste~existentiephase, bij onze eerste, paradisale harmonie met God en het ál? Is hij "vreemd-, wijl hij "van élders ingeklommen is-, als een in-breker? Of is hij soms sreemd" in barthiaanschen zin,: als een macht, die, nu ja, dan wel niet door God geschapen, maar toch in "existentie" gezet is door en in de -negatieve--zijde van Gods verkiezend opereeren? Is de dood vreemd als látere ,indringer, of als een ons niet "liggende" tweelingbroer? Nietwaar, zoo 1 n tweelingbroer - vraag het maar aan Jacob - kan óók een "vreemde" voor ons wezen, maar - we kwamen dan toch maar samen òp in ééne ure? Is de dood vreemd in denzelfden zin, als waarin Haman vreemd was aan jacobs kroost, of in dien anderen, waarin Ezau vreemd was aan Jacob zelf? Hebben "dood" en "levenin één geboorteschoot, in één zelfden warrelenden borrelput op hun parousie gewacht, zooals twee handen tenslotte aan één lichaam, of _op één buik" zijn, en tweelingen in Rebekka's schoot? Heeft God den dood méégeschapen, of tenminste hem origineel "toegelaten-, met een toelating, die, men kan erom heen draaien of niet, dan toch ook origineerend was? Heeft God na Gen. 1 : 2 dood en leven van elkaar _gescheiden" (badal, vgl. bl. 367v.), zoo~ als licht en duister? Daar draait alles om, en daar móeten we nog iets van zeggen. Want áls er zoo iets bestaat, dat in onze of in Gods behuizing "linksch" heet, dan toch wel dat doodscomplex?