29 maart


DRIE DAGEN EN DRIE NACHTEN UIT ’T HART DER AARDE.


En uit de graven uitgegaan zijnde, kwamen zij.

Matth. 27 : 53. a


nu het ware Zaad der vrouw ten grave daalt, nu treden van de overigen van haar zaad b sommigen daaruit. Terwijl Christus het teeken van Jona volbrengt, door drie dagen en drie nachten te zijn in het „hart der aarde” c, daar haalt God anderen uit dat hart der aarde, drie dagen en drie nachten. Op Jezus’ sterfdag scheurt de aarde, de graven worden opengebroken en vele heiligen komen er uit. Wel staat er, dat vele lichamen werden opgewekt, maar in het vervolg lezen we, dat „zij”, d.w.z. hun personen, uit de graven gegaan zijn. Zij leefden dus. Niemand moge hier wijs willen zijn boven de maat d. Toch spreekt God hier heerlijk.

Wij weten niet, wie die heiligen zijn. Maar „heiligen” wàren het, naar de meening van den Geest. Zij behoorden tot het geestelijk Israël, tot de adventsgemeente, waarin het „overblijfsel, dat naar de verkiezing is”, e zich belichaamde. En, als we vs. 53 goed vertalen, dan krijgen we deze voorstelling: dat zij uit de graven uitgegaan zijn (op Vrijdag) en na Christus’ opstanding, die op Zondagmorgen viel, aan een deel van Jeruzalems bewoners zichtbaar geworden zijn. Dus hebben ze drie adventsdagen gehad; ze mochten wachten op Christus’ opkomst ter verhooging. Jezus’ graf trok de strijdende en ook de triumfeerende kerk; ze waren één in de oogen van God; en de heilige engelen hebben die eenheid gezien met verheuging. De aarde zagen ze in den hemel treden in Christus en den moordenaar; nu komt de hemel tot de aarde, en heeft drie dagen vertoef hier beneden. Hun opwekking uit den dood bewijst, dat Christus’ levenskrachten reeds uitbotten; zij zijn de eerstelingen van Zijn paaschglorie. Het is hun wel goed, drie dagen en drie nachten uit het hart der aarde en uit den schoot van Abraham f. Trouwens, verlies hebben ze niet geleden door dit verblijf op aarde. Ze hebben Gods bevel volvoerd; dat is al vreugde. En toen ze weerkeerden, God alleen weet hoe, toen vonden zij den ganschen hemel veranderd, rijker dan te voren. Het was eerst de grootste vreugde, te liggen in Abrahams schoot; nu was het hun onmiddellijk duidelijk, dat de schoot van Abraham minder was dan de borst van Jezus. Zij raakten hem aan en hielden hem eeuwig vast. Het gezicht op dien Koning in zijn schoonheid is wel drie dagen vertoef op aarde waard. Want voor dien Koning is hun loutere dienst.

Ja, alles is hier dienst. Jezus heeft dooden levend gemaakt, wier namen ons werden vermeld. Doch deze eerstelingen zijner kracht, g men weet hun namen niet. Hun namen zijn vergeten, opdat de ééne Naam alleen wordt uitgeroepen van Hem, die de diepte der hel, het hart der aarde en de hoogte van den hemel heeft bewogen. Zoo is de eerste Zondag der kerk door den hemel op de aarde gevierd. Hemelbewoners verlieten hun rust daarboven, om beneden in zichzelf te bewijzen, dat Jezus brengt in de rust. Door de triumfeerende kerk is de laatste sabbath der Joden veracht, want den tempel ging zij voorbij; en is de eerste Zondag der christenheid gevierd, want het graf heeft zij bezocht.



LEZEN: Matth. 27 : 51-53; Psalm 24.



a. Opgenomen in VWS I,210-211. Eerder gepubliceerd als ‘Drie dagen en drie nachten uit het hart der aarde’, De Reformatie 7 (1926v) 23,180v (4 maart 1927).

b. Vgl. Genesis 3:15; Openbaring 12:17.

c. Vgl. Matteüs 12:39v; 16:4.

d. Vgl. Romeinen 12:3.

e. Vgl. Romeinen 11:5.

f. Vgl. Lucas 16:22v.

g. Vgl. Psalm 105, vers 19 (berijming 1773).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001