28 maart


KERKHOF-PROFETIE TEGEN KERKHOF-PROTEST.


. . . Tot een begrafenis voor de vreemden . . . Vele lichamen der heiligen werden opgewekt.

Matth. 27 : 7, 52. a


laat het waar zijn, dat de doodenakker door Golgotha’s stormwind nog niets is omgeploegd, en dat de scheidslijn tusschen de kinderen der aanneming en die der verwerping niet staat afgeteekend bij de graven, — toch heeft één keer óók het kerkhof de sporen van Goeden Vrijdag en Paschen vertoond, duidelijk en prekend. Op Jezus’ sterfdag is er een teeken geschied tusschen de graven. De aarde beefde, de graven werden losgewoeld en kwamen bloot te liggen. En daarin stuitte Jeruzalem op een wonder. In het algemeen werden „DE” graven blootgelegd, „DE” graven, zonder onderscheid. Maar toen men ging zien, bleek bij bepaalde graven iets bizonders gebeurd: die waren leeg. En het waren juist de graven, waarin „heiligen” waren weggelegd. God zelf signaleerde bepaalde typen van vroomheid: heiligen wekte Hij op. Hoor, toen profeteerde God. Uit het oude kerkhof klinkt een profetie tegen het nieuwe, dat men nog wil aanleggen: tegen Akeldama. Immers, Akeldama is een ontwerp van de kerkhoftheologie der Joden. Het is bestemd voor de „vreemden”; d.w.z. heidenen, of ook proselieten van buiten, maar in elk geval: vreemden. Het Sanhedrin handhaaft de antithese tusschen Israël en de andere volken op „vleeschelijke” wijze; zij houden zich vast aan een vleeschelijk, uitwendig Israël. Maar dwars door hun koppig betoog heen roept God uit het losgewoelde kerkhof hun reeds thema en verdeeling van de komende pinksterpreek toe. God vestigt de aandacht niet op natuurlijke, doch op geestelijke scheidslijnen. Israël zegt: wij zullen het verschil handhaven tusschen Israël en de vreemden, het heilig erf is in de natie besloten. God zegt: ik zal het verschil handhaven tusschen Israël en de geloovigen; het heilig erf is voortaan niet vleeschelijk, maar geestelijk te onderscheiden. Er is een geestelijke antithese tusschen heiligen en onheiligen; en ook binnen Israëls en Jeruzalems muren loopt die scheidslijn door. Dat is Gods kerkhof-profetie tegen Akeldama’s kerkhof-ironie. Deze profetie van tusschen de dooden breekt het protest bij voorbaat, dat in Akeldama tegen Gods werk in Christus klinken zal. God is Akeldama vóór geweest. De onheiligen, die zijn de „vreemden”!

En nu — het is waar, dat de doodenakker van gister en eergister en heden de antithese tusschen Gods verkorenen en verworpenen niet uitroept. Maar toen Jezus stierf, toen is het toch ook daar gebeurd. Toen sprak zelfs het kerkhof nieuwtestamentisch. Wie de antithese hooren wil, moet niet naar „een” graf, maar wel naar HET graf. Rondom Golgotha heeft zelfs het kerkhof zichtbaar gemaakt, dat Gods dooden „wel zijn geoordeeld naar den mensch in het vleesch, maar dat ze toch leven naar God in den geest” b. De waarheid getuigt vàn Golgotha. Tegen Akeldama’s protest van vleeschelijke grafgravers klinkt de profetie van Christus’ begrafenisdag: kerkhofprofetie tegen kerkhof-protest. Niet het vleesch, maar de Geest trekt de scheidslijn tusschen de huisgenooten Gods, en de „vreemden” in dat huis.



LEZEN: Romeinen 11 : 7-15.



a. Opgenomen in VWS I,209-210. Eerder gepubliceerd als ‘Kerkhof-Profetie tegen Kerkhof-Protest’, De Reformatie 7 (1926v) 23,180 (4 maart 1927).

b. Vgl. 1Petrus 4:6.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001