18 maart


HET TWEEDE WOORD.


En Jezus zeide tot hem: voorwaar zeg ik u: heden zult gij met mij in het paradijs zijn.

Lucas. 23 : 43. a


slangenzonde en menschenzonde heeft de Christus van elkaar onderscheiden, toen hij riep: Vader, vergeef het hun. Nu gaat hij verder, als hij in zijn tweede kruiswoord ook nadrukkelijk en souverein slangenzaad scheidt van vrouwenzaad.

Ziehier drie kruisen staan. Van het middelste loopt de weg naar beneden en naar boven; naar hel zoowel als hemel. Doch die dubbele gang is er voor den Koning der Joden alleen. Wat de menschen aangaat: zij gaan tenslotte maar één weg, of naar boven, of naar beneden. Nu worden de drie kruisen van God gezet in het hart der aarde, in het keerpunt aller wegen. En van de kruisen, die naast dat van Jezus staan, leidt de weg bij den één naar beneden, want hij wil geen paradijs meer zien; maar van den ander voert de weg naar boven: heden zal hij met Jezus in het paradijs zijn.

Nu zijn wij gekomen tot het bloed des nieuwen testaments, dat betere dingen spreekt dan Abel. b Abels bloed kan om wraak roepen, maar het kan de wraak niet tegenhouden; het kan niet eens Kaïn leeren roepen om genade. Maar het bloed van het Nieuwe Testament kan de wraak doen ophouden en een Kainiet den mond openbreken in gebed. Indien dit gebed de oorzaak was, dat Christus’ bloed Gods akker tot vruchtbaarheid besproeide, zoo zou de zegepraal niet voor Hem alleen, doch ook voor dien moordenaar zijn, den moordenaar, die onder adderengebroed heeft geleefd en als vrouwenzaad gestorven is. Maar de eer is voor Abels Meerdere alleen. Hij heeft dit gebed opgewekt; niet uit u, o moordenaar, het is Zijn gave, niet uit de gebeden, opdat niemand roeme. c Het is enkel Christus’ majesteit, die scheiding maakt tusschen wie in één gevangenis zijn neergeworpen geweest; bij den één luidt het vonnis afwijzend, bij den ander is het aanneming. En nu vraagt hij toegang tot Gods paradijs voor één, die aller „afschraapsel” d was tot nu toe. Het moet een groot geloof zijn van den waarachtigen Mensch Jezus, die over het paradijs beschikt, als God hem ter helle nederstooten gaat. Het is een sterke wil, die een oogenblik, vòòrdat de zwaarste gang ondernomen wordt, reeds den buit verdeelt. God heeft den Middelaar onzer zielen de verlossing van een zondaar, en diens rechtvaardiging bij God, doen zien in den meest ergerlijken en dwazen vorm, dien zij aannemen kan. Doch voor die beproeving van zijn geloof in de kracht en de wijsheid van zijn eigen werk is de Heiland niet bezweken. En wie in den tuimelroes der zonde nu stil gaat staan en zou willen zeggen, dat de gedachte, dat hij zelf in Gods paradijs zou passen, de grootste dwaasheid is, die denke aan den moordenaar, in wien Jezus de verlossing op het dwaast heeft doen zien. Het tweede kruiswoord verplicht ons; het gezicht op een Koning, die met een boef den hemel intrekt, is door den Geest ons voorgesteld; en wie nu nog ooit zou meenen, dat de stijl van den hemel zijn invoeging als levende steen in het gebouw van God niet dulden kan, die lastert God.



LEZEN: Lucas 23 : 38-43.



a. Opgenomen in VWS I,195-196. Eerder gepubliceerd als ‘Het tweede kruiswoord’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 43 (25 februari 1927).

b. Vgl. Hebreeën 12:24.

c. Vgl. Efeziërs 2:8v.

d. Vgl. 1Korintiërs 4:13.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001