15 maart


BEWUSTHEID VAN DEN GEESTELIJKEN DOOD.


En gaf hem te drinken, zeggende: houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om hem af te nemen.

Marcus 15 : 36. a


ook den geestelijken dood heeft Christus aan het kruis geproefd. Het laatste geschenk, dat de wereld hem gaf, werd nog vergiftigd. De man, die hem den edik reikt, maakt op het vreeselijkste woord, dat ooit op aarde is gesproken, een parodie. Jezus heeft in de arameesche taal gezegd: Eli, Eli, lama sabachtani. En men verstond die taal wel. Het was dan ook enkel hoon, toen men van den naam Gods, Eli, eens menschen naam maakte: „Laat ons eens zien, of Elia komt”.

Dat is de geestelijke dood, die zijn walmen om Jezus slaat. De geestelijke dood is de zonde. De zondaar is van God gescheiden; zijn geest is dood, in misdaad. Daarom is de spotternij, die den bliksem van Elia, dien vuurwerper, uitspeelt tegen Jezus’ lijdelijkheid, een openbaring van dien geestelijken dood. Zij schendt het echt-menschelijke: men hoont den mensch, die te sterven hangt. Zij vertreedt ook het waarlijk-goddelijke: want wie Gods naam hoort aanroepen en haastig kan brutaliseeren, lastert. Zij miskent de waarheid: de spotters wèten wel, dat deze gekruiste anderen heeft verlost; en dat zij een tusschenkomst van Elia als een belachelijke dwaasheid uitkrijten, is alleen mogelijk, omdat ze over hun hart heen lachen willen. Men trapt op de aanvangen der christelijke, en op de slotparagrafen der joodsche theologie; want de eerste weet dat Elia gekomen is, en de tweede zegt zelf, dat hij nog komen moet. Wie zijn eigen theologie profaneert, bewijst, dat hij zijn gebeden tot vloeken, zijn rechtzinnigheid tot hoogmoed heeft laten verworden. Geestelijke dood! En let wel: allen zijn erin bevangen. De Joden — want zij beginnen (Mt. 27 : 47); en zij houden ook vol (Mt. 27 : 49). De heidenen doen ook mee: de soldaten sluiten zich aan bij de theologen, want de man, die Jezus te drinken geeft, is een soldaat; dezen hadden immers alleen te beschikken over den edik. Jood en heiden, heel de wereld; geleerde en soldaat, elken stand, vertoont den geestelijke dood.

En met dien geestelijken dood komt Jezus bewust in aanraking. Hij scherpt zijn oog en oor; het eerste wat hij ziet, is een grijns, en wat hij hoort, een profanatie. Toen was alles volbracht. Want tot het wezen der helsche pijn behoort niet alleen het duivelsche, maar ook het menschelijke element; ook de mensch is den mensch een plaag, daar in de buitenste duisternis.

En nu, wees gij zeer vertroost. Die soldaat, en die Jood, dat zijt gij zelf. Uw beeld is niet uit Jezus’ oogen weggeweken. Hij heeft God en den duivel en het offer heel goed gezien. En hij heeft ook u gezien, en heel uw geestelijken dood. En toen hij goed zag, dat niemand hem verstond, en dat niemand hem begeerde b, en dat niemand goed was, ook niet tot één toe c, toen heeft hij zijn volk begeerd en zijn prijs betaald. God en den zondaar vatte hij samen met zichzelf in één ondeelbaar oogenblik van volmaakte helderheid en toen is hij gaan sterven. Want in het evangelie dezer offerande heeft toeval noch vergissing ook maar één tittel of jota geschreven.



LEZEN: Marcus 15 : 33-37.



a. Opgenomen in VWS I,191-192. Eerder gepubliceerd als ‘Bewustheid van den geestelijken dood’, De Reformatie 7 (1926v) 22,172v (25 februari 1927).

b. Vgl. Jesaja 53:2.

c. Vgl. Psalm 14:3; 53:3.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001