1 maart


REQUISITIE.


En uitgaande, vonden zij een man van Cyrene, met name Simon; dezen dwongen zij, dat hij zijn kruis droeg.

Matth. 27 : 32. a


simon van Cyrene is in het lijdensverhaal een eigenaardige figuur. Was ’t een Jood, een Jodengenoot, een Moorman? Had hij zich van het paaschfeest niets aangetrokken en ging hij daarom landwerk doen op een tijdstip, waarop alle nette menschen paaschlammeren slachtten of den Nazarener kruisigden? Of kwam hij juist daarvoor terug van het werk, zoodat hij door den stoet, die naar Golgotha trok, maar opgehouden werd in het vervullen van zijn „paaschplicht”? We weten er niet te veel van. Eén ding weten we wel: Simon van Cyrene heeft het kruis van Jezus gedragen; maar wee ons, als wij het niet anders doen.

Wij willen geen kwaad van Simon zeggen. De schuld ligt niet bij Simons geven-willen, maar bij het vragen van de menschen. Toen hij Jezus tegenkwam, torsende zijn kruis, toen dwongen de soldaten hem, Jezus’ kruis te dragen. En daar staat zoo maar in een paar seconden Simon van Cyrene op de via dolorosa; zijn figuur is tegelijk vereeuwigd. Wat òns treft is het woord, dat de grondtekst gebruikt, om den op Simon geoefenden dwang te teekenen. Wij kunnen het misschien het best aanduiden door te spreken van een requisitie. Gelijk soms in dagen van nood de overheid „requisitie” doet van levensmiddelen of andere dingen, zoo „requireerde” soldatengeweld eenvoudig den boer, die daar aan kwam, het kruis te dragen. Indien het waar is, dat Simon een kleurling was, dan had de requisitie te meer dwingende beteekenis; want men wilde dan geen fatsoenlijken Jood met dit vernederende werk belasten; maar een vreemdeling, een kleurling, was goed genoeg, om het hout van den Nazarener te dragen buiten de poort.

Zoo hééft Simon het kruis gedragen. Meer had hij ook niet te geven; het andere moest Jezus alleen doen. Maar één zoo’n overheids-requisitie beteekent in een menschenleven heel wat. Want nu de overheid Simon „dwingt”, één mijl met den Nazarener mee te gaan, nu dwingt God hem, twee mijl te gaan. Dat is te zeggen: hij moet van Gods wege op geestelijke wijze zijn kruis achter Jezus willig dragen; en dan levenslang. De overheid doet met geweld requisitie voor een werk van bedrog; God eischt geweldloos, maar met recht. De overheid prest den man om een balk te dragen en laat hem voorts aan zijn lot over; God vraagt hem vrijwillig de „overblijfselen” van Jezus’ lijden te vervullen b en loont zijn offer met genade: Simon heeft met zijn zonen later den Heere beleden. Het moeilijkste was niet, dat Simon Jezus’ kruis moest torsen, doch dat tenslotte Jezus toch het kruis alleen had gedragen. De overheid belastte hem niet zwaar, zij eischte niet meer, dan hij te geven had. En Jezus vroeg hem niets, doch gaf zichzelf. Simon heeft dit uur nooit kwijt gekund. Jezus heeft hem alleen maar aangezien. Toen nam de Gevangen Jezus Simon gevangen. Want de macht van menschen dwingt tot afgeperste diensten. Doch de liefde van Jezus Christus heerscht, omdat zij enkel door te geven ons bereidt tot den vollen liefdedienst.



LEZEN: Matth. 27 : 32-37.



a. Opgenomen in VWS I,172-173.

b. Vgl. Kolossenzen 1:24.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001