27 februari


ZEVENVOUDIGHEID, DE BATE DER BETE.


En na de bete, toen voer de Satan in hem.

Johannes. 13 : 27. a


met de enkele personen gaat het als met de geslachten; als Christus handreiking doet aan Satans gebondenen, dan komt de duivel met zevenvoudige energie terug. Dit is ook in Judas geschied. Jezus heeft, eer hij zich door den Satan de verzenen liet vermorzelen, b het pascha gevierd. Aan den pascha-maaltijd zit ook Judas aan. Reeds voor dat de maaltijd begon, was de duivel met zijn ziel gansch verderfelijk bezig geweest (vs. 2.). Maar de duivel had nog niet zijn volle energie op hem geworpen; het „zeven-tal” van Satan was nog niet bereikt. Let nu op; dan zult ge zien, dat tusschen het 1-tal van Satans aanvang en het 7-tal van zijn voleinding Christus’ handreiking aan Judas viel.

Aan den maaltijd is Jezus de gastheer. Hij doopt een stuk brood inde saus en steekt het Judas in den mond. Dat was een algemeen gebaar van een gastheer in het oosten; een heel gewoon vriendschapsteeken in den conversatiestijl van het land. Maar voor Judas, in wien de hel ligt te woelen, heeft het bizondere beteekenis. Hij voelt het: Jezus reikt hem nog de hand; hij bedient hem nog het teeken der liefde. Maar hij wéét ook, dat Jezus hem doorziet. En nu moet hij kiezen. Nu wordt het bidden of vloeken; de zevenvoudige Geest of het zevenvoudige Beest. Het is nu: er òp of er ònder.

„Toen voer de Satan in Judas”. Toen. Na de bete breekt los Satans zevenvoudige kracht. Christus dwingt hem voor den dag te komen.

Weer licht hier Christus’ majesteit. Niet de duivel beheerscht het slagveld, waarop de groote, wereldbeslissende strijd uitgevochten wordt, maar Christus. Christus geeft de bete; en hij haalt uit duivel en Judas wat er in zit. De bete, die Christus reikt, is in der eeuwigheid geen oorzaak, maar zij is wel waarlijk de aanleiding, dat Judas zich verhardt. Hij durft nu àl meer, want de Satan wordt in hem àl sterker. Judas heeft het eerst zonder blikken of blozen verdragen, dat Jezus zijn voeten wiesch. Dat was de lichtste aanraking die mogelijk was: Jezus’ hand en Judas’ voet. Hij hield het uit, maar hij zou toen nog niet Jezus hebben kunnen kussen. Toen nam Jezus het werk der voltooiing van wat geschieden moet, zelf ter hand. Hij raakt voor de tweede maal Judas aan; nu intiemer, dan de eerste maal: Jezus’ hand raakt bij het toereiken van de bete broods Judas’ mond; het contact is inniger dan bij de voetwassching. Nu komt de beslissing; Judas moet nu zeggen: Heere, wees mij, zondaar genadig; c — óf hij moet zich groot houden en vervallen tot zevenvoudige zonde. Hij kiest het laatste. En straks durft hij een derde aanraking aan: straks raakt Judas’ mond Jezus’ mond; d hij kust hem en verraadt hem . . . Dat heeft de bete niet gedaan; Judas deed het; het zat in hem. Maar de bete van Jezus heeft het wel eruit gehaald. Zoo is Christus altijd meester van het terrein. Hij neemt zelf het hek van Satans dam opdat hij zevenvoudig werke. De strijd moet worden uitgestreden. Aan den ingang van het lijdensverhaal staat: Christus’ dood is Christus’ daad.



LEZEN: 2 Petrus 2 : 17-22.



a. Opgenomen in VWS I,167-169. Vgl. ‘Na de bete . . . toèn . . .’, De Reformatie 6 (1925v) 23,168v (5 maart 1926).

b. Vgl. Genesis 3:15.

c. Vgl. Lucas 18:13.

d. Vgl. Matteüs 26:49.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001