24 februari


VERGELDING — MET VERMENIGVULDIGING.


En zoo wie zal verlaten hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers om mijns naams wil, die zal honderdvoud ontvangen.

Matth. 19 : 29. a


o God, op mij zijn Uw geloften, b — dat is geen zachte muziek alleen. Het is een alarmsignaal. Beloften van God zijn inbeslagnemingen; ze zeggen u, dat Hij wat met u voorheeft; dat Hij gedachten over u heeft. Dat de Koning der eeuwen met u iets beginnen gaat, is dat niet een ding, om onrustig onder te worden? Zijn beloften zijn als geschenken van een heel voornaam heer; ge weet niet recht, hoe ge ze aanwenden, soms niet eens, hoe ge ze aanpakken moet. Ze overstelpen.

Neem nu eens dit woord van Jezus. Wat moet ge ermee doen? Past het op den tijd? Of op de eeuwigheid? Vergelijking van Schrift met Schrift laat u zien, dat het op dezen tijd moet zien, tenminste ook daarop (Luc. 18 : 30, Mc. 10 : 30). Ter anderer zijde staat vast, dat Christus ook op de eeuwigheid wijst; de overgang van den tijdelijken tot den eeuwigen zegen gaat in deze rede haast ongemerkt, maar wordt toch duidelijk afgeteekend. Het is, alsof in Christus’ gemeenschap onder uw handen tijdelijke waarden haast tot eeuwige omgevormd worden.

Inderdaad is dit ook de diepe waarheid van deze belofte. Op het tijdelijk leven alleen kunt gij dat woord niet toepassen; het zou u zoo niet eens kunnen verblijden. Honderdvoudigen, vermenigvuldigden, zegen kan geen mensch aan. Waarom kunnen wij bezitten, hier op aarde? Omdat wij geleidelijk in ons goed gezet worden. Maar stel u eens voor, dat gij, nog wel na een periode van sterke ontbering, daar ineens uw bezittingen met 100 of meer zaagt vermenigvuldigd worden, — och, ge deedt er niets mee. En dan, de meeste artikelen worden minder van waarde, als ze vermenigvuldigd worden. Eén moeder — dat is een weelde. Maar 100 moeders . . . ja, maar zijn het dan nog wel moeders? Eén akker, waarop ge al uw vlijt en zorg laat zweeten, die geeft voldoening. Maar ineens 100 akkers hebben, dat kunt ge niet aan. Neen, in den tijd alleen gaat dit woord niet op. En de eeuwigheid dan? Maar er zijn toch geen vaders of moeders of kinderen boven meer? In den hemel zijn de bloedbanden immers doorgesneden? En akkers zijn er ook niet, noch vrouw of huis. Ja, beloften zijn lastige dingen. Wat zult ge ermee beginnen?

Worstel met dit woord, tot gij zijn zin gegrepen hebt. Dit wil u Jezus leeren: wie Hem het groote offer brengt, taxeert alle tijdelijke dingen met een eeuwige, absolute waardebepaling. Onder zijn handen verandert alles voor zijn oogen. Heeft hij één vader verlaten om Jezus’ wil? Maar vele vaders komen hem tegen in de gemeenschap der heiligen. En moeders ook. En geestelijke bruiden en kinderen. Overal zijn akkers, om Gods zaad in te werpen; hij heeft een nieuwe bedeeling, d.i. een andere „economie”. Want God vermenigvuldigt hem zijn eindig bezit met den factor der oneindigheid. In zijn zwakke en eindige levensvormen legt Gods voorzienigheid een „almachtigen en alomtegenwoordigen” zegen van vermenigvuldiging met het eeuwige leven; ons offer is de overgang van ons optellen naar Gods vermenigvuldigen.



LEZEN: Matth. 19 : 27-30.



a. Opgenomen in VWS I,163-165. Eerder gepubliceerd als ‘Vergelding — met vermenigvuldiging’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 36 (7 januari 1927).

b. Vgl. Psalm 56:12.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001