11 februari


VERGELIJK NOCH VERGELIJKING.


Meer dan Jona, meer dan Salomo, meer dan de tempel is hier.

Matth. 12 : 41, 42, 6. a


vergelijken — dat zit ons in het bloed. Wij zetten de menschen en machten, die wij ontmoeten, naast elkaar en dan zeggen wij: de een is zoo, de ander is anders. Wij zien de dingen en de menschen om ons heen niet stuksgewijs, maar in onderlingen samenhang. En daarom dringt zich de vergelijking vanzelf aan ons op.

Dit is alles goed en wel, mits wij alleen dan vergelijkingen trekken, indien de dingen, of de menschen, die we met elkaar vergelijken, punten van overeenkomst en gelijkheid hebben. Er moet een punt van vergelijking zijn.

Nu is de wereld geneigd, ook Christus in vergelijking te brengen. Men vergelijkt hem met andere menschen, die „godsdienststichter” heeten, of met profeten van voor en na, of met wijsgeeren, of met martelaren, of met dwepers, of met hervormers of met wie dan ook. Kan dat? Mag het? Laat Hemzelf op die vraag antwoord geven. Indien Christus alleen mensch was, dan zou hij met de anderen te vergelijken zijn, want Hij is hun in alles gelijk, uitgenomen de zonde. b Maar hij is allereerst de waarachtige God. En God belacht alle vergelijkings-begeerigen met dit woord: „Bij wien zult gij Mij vergelijken?” c Want juist wijl Christus goddelijk persoon is, staat Hij boven alle vergelijking; omdat al wat in Hem menschelijk is, slechts verstaan wordt uit Zijn goddelijke deugden. Is hij Abrahams zoon? Ja; maar Hij zegt ook: „Eer Abraham was ben ik;” d de eeuwige is niet te vergelijken met een tijdelijk mensch; hun wezen is ongelijk. Is hij Davids zoon? Ja, maar Hij is ook Davids Heer; en men vergelijkt den heer niet met den knecht, maar taxeert den knecht naar zijn Heer. Is hij een profeet onder andere profeten? Ja, maar alle profeten hebben van en dòòr Hem gesproken; en daarom kan men niet Hem verklaren uit den profetenstand, maar alle profeten worden gekeurd door Hem. Niemand kan Jezus’ meerderheid bewijzen. Hij is meer dan Jona, de tempel, of Salomo. Maar die meerderheid is geen uitkomst van vergelijking. Een vergelijking stelt haar uitkomst disputabel, maar Christus’ meerderheid boven alle anderen is het uitgangspunt, nooit het eindpunt der redeneering. Let er maar eens op, dat Jezus wel zijn meerderheid boven Jona en Salomo en den tempel uitroept, maar geen moeite doet, om ze door een zorgvuldige vergelijking te bewijzen. Christus is eenvoudig de meerdere; Hij is de werkelijkheid en Jona, en Salomo en de tempel zijn de schaduw; Hij is het einde van den weg, daarom zijn zij mijlpalen op den weg; Hij de koning, daarom zij de voorloopers. Het is Christus’ zelfvernedering, dat Hij zich plaatste op het vlak van vergelijkbare dingen. Maar wie uit vergelijking met anderen Jezus verklaren wil, komt er niet. Wij mogen Hem ook niet prijzen op grond van onze vergelijking, want wij hebben hem niet te vergelijken. Vergelijking is een vergelijk tusschen geloof en ongeloof, tusschen ouden en nieuwen, tusschen geestelijken en natuurlijken mensch. Gods waarheid kent geen vergelijk en dus geen vergelijking; ze zijn altijd valsch.



LEZEN: Joh. 8 : 13-19.



a. Opgenomen in VWS I,145-147.

b. Vgl. Heidelbergse Catechismus, zondag 14, antwoord 35.

c. Vgl. Jesaja 40:25.

d. Vgl. Johannes 8:58.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001