10 februari


HET WOORD, GARANT VOOR ZICHZELF.


En hun zal geen teeken gegeven worden dan het teeken van Jona, den profeet.

Matth. 12 : 39. a


het overspelig geslacht vraagt een teeken. Nu zal God de overspelige natie op die zotte vraag een antwoord geven naar haar zotheid. Zij krijgt het teeken van . . . Jona, den profeet. God durft alles aan, zelfs den schijn van onbetrouwbaarheid, omdat de majesteit van het Woord Gods bij Hem is; dat Woord zal altijd blijken te zijn garant voor en in zichzelf. Het is voor iedereen genoeg.

Het teeken van Jona . . . Jona schijnt de onbetrouwbaarheid zelf. Hij moet aan de heidenen verkondigen de majesteit van Israëls God; maar de heidenen kunnen niet tot rust komen, voordat zij Jona overboord werpen. God houdt zijn stormgeblaas in, als Jona maar in zee tuimelt. Zoo schijnt God zelf in de hittige vervolging van den persoon des profeten het Woord van den profeet met hem overboord te werpen. Als zijn mond gesloten is in de golven, dan pas ligt het scheepje stil. Zoo neemt God aan Jona allen uitwendigen schijn van betrouwbaarheid af, opdat straks Ninive zou zeggen: wij gelooven u niet om uws zelfs wille, maar om het Woord; want dat Woord is garant in en voor zichzelf. Ja, Jona is een struikelblok voor iedereen, die het Woord alleen gelooven wil, als het komt met uiterlijk gelaat, b voor ieder, die voor het Woord bewijzen zoekt buiten dat Woord om. De Joden hebben dat wel begrepen. Joodsche boeken hebben Jona vergeleken met een ontrouwen knecht van een priester. Een priester mocht geen kerkhof betreden, want die graven maakten hem onrein; en als nu zijn knecht hem ontloopen wilde, dan kon hij het gevoegelijkst naar het kerkhof toe, want daar kon zijn heer hem toch niet van daan halen. Zoo wilde ook Jona zijn Zender ontloopen, daarheen, waar God niet komen kon. Ze hebben Jona geen plaatsje gegund onder de 9 heiligen, die naar hun fantasie levend ten hemel opgenomen werden; integendeel, hebben ze uit Jona’s begrafenis in de zee „bewezen”, dat er een toegang moest wezen uit de diepte der zee regelrecht naar de hel. Op gelijke wijze hebben ze ook beredeneerd, dat er een toegang uit de woestijn naar de hel moest bestaan; want Korach, Dathan en Abiram waren uit de woestijn „ter helle” gevaren. Die vergelijking was voor Jona niet vleiend. Want op die manier blijft vóór en na van Jona’s uiterlijken glans niets over; al zijn papieren heeft hij verloren. Maar juist zoo wordt Jona tot teeken, een teeken van de kracht van het Woord. De schippers hebben gezien, dat het Woord zijn eigen boodschappers achterna vliegt, en de Ninevieten hebben het moeten wagen met het Woord alleen, zonder dat die het bracht ook maar een snipper van zijn eigen credentiebrief kon overleggen als zichtbaar garantieteeken. En zoo zal het ook met den Christus zijn. Hij vaart ter helle; het scheepje van u en mij kan niet varen, als Gods-golven niet over Hem heengaan. Zoo legt Jezus alle uiterlijke bewijs af. Hij voert de ergernis en de dwaasheid ten toppunt. Want Zijn Woord heeft zijn eigen garantie; men beproeve hem daarin en zijn trouw zal blijken.



LEZEN: Jona 1 : 10-17.



a. Opgenomen in VWS I,144-145. Eerder gepubliceerd in ‘Het Woord, garant voor zichzelf’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 32 (10 december 1926).

b. Vgl. Lucas 17:20.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001