6 februari


DISCIPELWERVING — GEEN PROEFNEMING.


Hij had niet van noode, dat iemand getuigen zoude van den mensch, want hijzelf wist, wat in den mensch was.

Johannes 2 : 25. a


buiten Christus is onderwijzen altijd „probeeren”. De meester probeert den leerling; de leerling ook den meester. Want onderwijs, dat lééft, is uitruiling van geestelijk goed, zielsverkeer. Maar kènt de meester ooit den leerling geheel? Neen. Deze is niet „naakt” voor genen: aan den buitenkant onttrekt zich de leerling veelszins aan de waarneming van den meester. Ook is de leerling niet „geopend” voor wie hem onderwijst: de binnenkant van zijn ziel is een gesloten boek. Dus moet de meester, al onderwijzende, zelf ook studeeren op den leerling. Hij probeert. Hij tast, hij zoekt. Kostelijke uren gaan zoo verloren; kon de meester hem dadelijk doorzien, dan zou het onderwijs naar inhoud en methode veelszins anders geweest zijn. En geheel leert de onderwijzer den discipel nooit kennen. Ten deele denkt de meester over hem anders, ten deele is hij zelf anders, dan de leerling werkelijk is. Op die punten is er geen contact. Dus moet de leerling deels zichzelf vormen; deels den meester verbeteren. Dat het onderwijs teleurstelt, en mislukt soms, ligt nooit alleen aan den leerling, het ligt óók aan den meester. Want de gever ontvangt ook, en de ontvanger geeft ook; en geheel kwijt kunnen ze zich aan elkaar nooit. Ten slotte moet niet alleen de meester den leerling probeeren, maar ook omgekeerd de leerling den meester. Nergens is er een volstrekt gezag of volmaakte onderwerping. Nooit een louter geven of puur ontvangen.

Maar nu de Christus? Zie, hij werft leerlingen. Maar hij probeert er niet een. Zelfs Judas, Thomas, zijn geen „vergissing”. De toelating is het niet; de afwijzing ook niet. Een informatiedienst heeft Jezus niet noodig; hij doorziet ze: „naakt en geopendb zijn ze allen voor Hem. Sidder nu: een leermeester, die zelf niet „probeert”, dien moogt gij ook niet probeeren, leerling! Hij vindt voor elk verschijnsel in uw ziel aansluiting. Beef nu: hij onderwijst alleen, maar leert van u niets. Leermiddelen en methode deugen altijd. Van uw uitkomst weet hij bij uw inkomst: elk onderwijs na uw inkomst is berekend om die uitkomst aan het eind u te doen bereiken. Geen uur gaat aan probeersels verloren; het Woord doet altijd wat in u, geen enkel woord keert ledig weer. Sidder, o mensch. De autoriteit van dezen Rabbi wordt niet achteraf vastgesteld als zijn onderwijs houdbaar en zijn leerlingental, dat slaagt, bevredigend is gebleken. Want hij slaagt altijd, ook als de leerling het niet doet. Zijn autoriteit ligt in hem zelf, niet in zijn leer alleen. Hij neemt geen proef, hij is dus boven alle leerlingschap verheven en is alleen maar leeraar voor u. Welke leerling kan iets nemen tenzij uit Zijn volheid? Wie kan discipel zijn en boven dezen meester triumfeeren? Hier is het leerlingschap absoluut evenals het leeraar-zijn; en dat is op aarde nog nooit vertoond — buiten den Christus. Mislukt gij — aan den meester ligt het niet. De zegen ligt niet aan u, maar aan Hem, de mislukking niet aan hem, maar aan u. En — probeeren is niet gelooven; het leidt er steeds van af.



LEZEN: Johannes 4 : 16-19, 28-30, 39-42.



a. Opgenomen in VWS I,139-140. Eerder gepubliceerd als ‘Discipelschap en discipelwerving’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 24 (15 oktober 1926).

b. Vgl. Hebreeën 4:13.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001