5 februari


DISCIPELSCHAP — EEN VERTROUWENSZAAK.


maar Jezus zelf betrouwde hun zichzelven niet toe.

Johannes 2 : 24. a


dat Jezus zich niet den menschen toevertrouwt, wat is dat? Het lijkt ons vreemd; en soms profaan. Velen denken: Jezus moet zich niet aan de menschen, maar de menschen moeten zich aan Jezus toevertrouwen; de medaille van het vertrouwen tusschen Jezus en ons heeft geen keerzijde. Trouwens: wat kunnen menschen Jezus doen? Hij kan ze toch als kaf verstrooien? Het lijkt ons haast een ketterij. Toch heeft Johannes het zóó gezegd. Jezus kon leerlingen krijgen, bij getallen tegelijk: maar Hij waagde het niet met hen. En ineens flitst het door ons heen: discipelschap is een vertrouwenspost. Dat ligt in de lijn van Christus’ vernedering en liefde.

Van zijn vernedering. Welke werker wil niet eens rusten? Welke bouwheer, die met scheppend welbehagen zijn bouwwerk zag in den geest, eer hij het optrok, steen voor steen, wil niet onder het bouwen graag eens wegzinken in zijn eigen werk, en daarvan de schoonheid indrinken, niet critisch, maar genietend, werkeloos? Och, elke bouwer wil in den optrek van zijn werkzamen geest wel eens intrek nemen met zijn rustende ziel. Ook Christus is zoo’n bouwheer; Gods tempel zal Hij optrekken. En zie, nu worden de steenen Hem aangedragen; een schare van eerlijke bewonderaars wil achter Hem de School der Leerlingen des Nazareners stichten. En over Jezus, die waarachtig mensch is, komt óók de echt menschelijke lust, om wat te rusten en behaaglijk te genieten van wat reeds bereikt is. Maar Hij mag dat niet. Nooit mag Hij ophouden de bijmengselen van hout, hooi, stoppelen te schiften uit goud, zilver, kostelijke steenen b. Geeft Jezus zich aan zijn bewonderaars over, laat Hij hen beslissen, wie zijn school zullen ingaan, dan beschadigt Hij zijn zaak en tegelijk zichzelf. Want Hij is wel Bouwheer, maar ook bouw-knecht. En de Knecht des Heeren zou zich door nalatigheid en critiekloos genieten vóór de oplevering van het werk bezondigen. Eerst als de bouw volbracht is, mag Hij strijdloos ervan genieten. De rust van den architect, die de vreugde van zijn werk genieten wil, wordt op-gehouden door het zweet van den knecht, dien God zich wierf en die altijd werken moet.

Dus blijkt discipelschap vertrouwenspost. En zoo bloeit hier de liefde op. Als Jezus ons zijn zaak vertrouwt, dan vertrouwt Hij ons zichzelf. Iedere leerling is in zijn school ook mede-arbeider. Een teer weefsel van vertrouwen voegt zich tusschen Hem en ons. Aan zijn beproefde discipelen kan Christus zich vertrouwen, omdat Hij zich aan God vertrouwt. Want het is God, die hen bereidt tot zuiver leerlingschap. Zóó kan Christus’ welbehagen toch in de Zijnen rusten straks; de steenen, die God invoegt, wijken niet in der eeuwigheid. Aan Zijn volk vertrouwt zich Christus, omdat Hij zich aan God vertrouwt; God, die zich nooit vergist, noch in het bestek, noch in het materiaal van Zijn tempel. Discipelschap is altijd vertrouwenszaak; van onze zijde gezien, voert dat de verantwoordelijkheid der liefde, en, van Gods zijde gezien, de verzekerdheid des geloofs ten toppunt op.



LEZEN: Johannes 2 : 18-25.



a. Opgenomen in VWS I,137-139. Eerder gepubliceerd als ‘Discipelschap en discipelwerving’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 24 (15 oktober 1926).

b. Vgl. 1 Korintiërs 3:12v.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001