22 januari


ADDEREN-VLUCHT.


wie heeft u aangewezen, te vlieden van den toekomenden toorn?

Lucas 3 : 7. a


bang zijn de Farizeeërs voor het vuur; doch niet voor het vuur van God, doch voor dat van den Dooper. Die man staat daar te preeken. Hij krijgt invloed, en zijn aanhang groeit. Hun ambt, hun aanzien, hun toga, hun eerestoel, loopt nu gevaar. Zijzelf staan niet in brand, maar hun leerhuis en hun katheder. En voor dat vuur vluchten ze weg. Ze willen zich bij den Dooper voegen, en zoo de nieuwe geestelijke beweging, die zich al scherper afteekent, beheerschen en er op hun manier leiding aan geven. En daarom sluiten ze zich aan; om van binnen uit straks in de nieuwe school wéér op te treden als leeraars en leiders.

Nu zijn ze adderengebroed, en ze blijven het. Op het land, als men den brand in het stoppelveld steekt, komen de adders, die er onder lagen verscholen, plotseling onder de stoppels vandaan, om zich voor de hitte te bergen. Zoo is het met die farizeeërs. Jaren lang heeft de hemel in brand gestaan; doch ze onderscheidden de teekenen der tijden niet b. Jaren lang heeft Gods Woord geklonken en gedreigd, maar zij bleven onder hun stoppels. De zon maakte het hun niet te warm en God niet; want de zon staat zoo hoog en God is zoo ver. Maar nu komt hier een concurrent en die steekt zijn vuur beneden aan, en daarom vlieden ze. Het vuur, dat hun tijdelijk huisje in brand steekt, dat jaagt hen op. Maar het eeuwige vuur ontvluchten, ach, neen, dat niet. Een boschbrandje ontvlieden, dat kunnen ze. Maar heel Gods hemel in brand zien staan vanwege Zijn toorn, dat is hun zooveel als waanzin. De adders komen onder het gras vandaan en schuifelen en glissen heen en weer. Maar als er weer een grashoopje is en weer een stoppelveld, dan hernemen ze de rust en de gemakkelijke positie: ze blijven — adders.

En zoo de leiders, zoo het volk. Ook de schare krijgt hetzelfde verwijt te hooren (Lucas 3 : 7). De een wil de nieuwe beweging associeeren voor zijn plaatsje in de synagoge, en de ander voor de klandizie van Johannes’ rijke bekeerlingen. Maar wie heeft Gods toorn zien rooken?

En nu: wie heeft het ons geleerd, te vlieden van den toorn? De vruchten moeten het uitwijzen. De groote schrik komt niet uit de breedte, maar uit de hoogte. Partijvuurtjes, en kerkbrandjes, en de branding der stroomingen van den tijd jagen de adders wel op, maar verteren ze niet. Religie in waarachtigen zin is geen partij; omdat God geen partij is. Hij is Rechter. Met partij kiezen komt ge er niet. Hier beneden jaagt de wind het vuur den éénen kant uit; wie dan vluchten wil, gaat den anderen kant uit; maar hij blijft dezelfde. Maar de adem Gods laat zijn vlammen zengen naar alle zijden. Farizeeërs zitten tusschen twee vuren in en kunnen ontsnappen. Maar wie met God te doen kreeg, zit niet tusschen twee vuren. Er is maar één vuur, en maar één gloed, die verteert, want God is één en zijn toorn is één. Zijn vuur biedt geen uit-weg; want Zijn weg is het vuur; en slechts in den Christus wordt het vuur verzadigd.



LEZEN: joël 2 : 1-6.



a. Opgenomen in VWS I,118-119.

b. Vgl. Matteüs 16:3.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001