Let op Middelburg!

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 130 (geen paginering) (24 mei 1919)

a



Het geval Netelenbos!

De kwestie mag bekend geacht worden. Een predikant, die dingen doet, welke niet op het daglijstje van het door de gemeente geapprobeerde program van dominees-werkzaamheden staan; en die dingen verkondigt, welke niet precies in den stijl van den doorsnee-dominee kunnen gezegd worden, omdat ze door hem niet eens gezègd worden; en die ook voor het overige de dingen zóó ziet en zegt, dat van de geijkte termen niets gehoord wordt. Een classis, die lang achterdochtig is en eindelijk tot schorsing overgaat, voorzichtig-zoetsappig erbij voegend, dat ’t nog geen tuchtmaatregel is. Een kerkeraad, die de schorsing in meerderheid onwettig acht en demonstratief op het preekstoeltrapje een nieuwen looper legt voor den geschorsten dominee; ’n stampvolle kerk, want ach, ’t verbodene smaakt zoo zoet. Een minderheid in den kerkeraad, die tegen de veronachtzaming van het classicaal besluit protesteert. Een extra-classicale vergadering. Daverend applaus van de jongeren.

*

Nu oordeel ik niet. Ik woon daarvoor te ver van Middelburg af. Er is trouwens al genoeg „genetelenbost” verleden jaar, want sommige kerkbodes hebben altijd ’n gevoel, alsof ’t midden in den komkommertijd is.

Alleen wilde ik maar even wijzen op mogelijkheden, die we misschien nooit vermoed hadden. Een kerkeraad in de hoofdstad eener provincie, die een gewichtig classicaal besluit aan z’n laars lapt, naar men zegt. Een prediker met groote gaven en frisschen geest, maar die ’t niet altijd vinden kan met het petrefact dat als de D.K.O. 1) bekend staat, en die — àls hij „ketter” is — ’t misschien nooit zoo positief zou geworden zijn of gewild hebben, indien niet de starste onverzettelijkheid hem reeds verdacht gemaakt had in zijn kleine omgeving, toen hij nog volstrekt niets minder zuivers gezegd had, doch alleen ’t een weinig anders zei, dan een ander. ’n Jongere generatie, die zich de handen wrijft van genoegen, omdat de gereformeerde voorgangers van hun eigen gereformeerde kerk nu eens een niet gemakkelijk kluifje te verwerken hebben. En dan nog tot overmaat van ramp een gemeentelid, dat bereid is, Ds. Netelenbos zijn tractement te betalen, als hij geschorst of afgezet wordt; en die dus, — indien de Middelburgsche tractementen niet voldoende zijn, hetgeen zonder nader onderzoek wel mag worden aangenomen — blijk geeft, dat er menschen zijn die hun geld de kerk onthouden, zoolang ’t kerkelijk wagentje maar voortsukkelt in ’t oude gangetje.

Ik ookdeel niemand en niets. Slechts wil ik even dit vastleggen, dat het niet langer lukt, de menschen vast te houden met een beroep op artikel zooveel van de D.K.O. en met letter zóó en zus van één onzer formulieren. De Middelburgers zijn ook de eersten de besten niet. Ook wilde ik opmerken, dat er ’n massa van de jongere netelenbossianen zijn, die van zijn eigenlijke bespiegelingen natuurlijk geen woord begrijpen, maar die alleen onthouden, dat onze formulieren en onze D.K.O. achter hun tijd zijn. Zoodat we dus veel kwesties voorkomen en veel jongeren behouden konden, als we nu eens eindelijk gingen doen aan de reeds zoo vaak bepleite revisie van belijdenis en liturgie en Kerkenorde. Tegen de oude waarheid hebben ze ’t nog niet; alleen vragen ze ons, die te zetten in het licht van den nieuwen tijd. Of wist ge ’t nog niet, dat óók onze „jongeren” maar menschen zijn, menschen, voor wie het reeds voldoende is, als ze ergens een klokje hebben hooren luiden? Dat is hun genoeg. Ze hebben ’t niet tegen de plaats, waar de klepel hangt, daarvoor hebben ze toch geen oog. Als ’t klokje maar luidt. Worden de gereformeerde torenwachters zóó lui, dat ze ook dàt niet willen, dan staan ze straks alleen. Want hun oude mannen en vrouwen gaan sterven. En de jongeren bezweren ze niet meer met de étalage van kerkbegrip, kerkinrichting, kerkelijke formules. Die jongeren vragen een antwoord, o neen, niet op de vraag van ’t eigen hart, maar op die van buurmans hoofd. Als ons antwoord zwijgen is, dan is ’t hunne heengaan. Dat leert Middelburg.


K. S.




1. De Dordtsche Kerkenordening.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. ‘Nog eens: Middelburg’, Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen Nr. 131 (31 mei 1919).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000