Rekensommetje

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 128 (geen paginering) (10 mei 1919)

a



Motto: Cijfers en Feiten!


Het feit is zeker wel algemeen bekend, dat we in een tijd leven, waarin de menschen in de kerk sòms nog meer aan te merken hebben op hun dominee dan degenen die buiten zijn. De dominee doet dit niet en hij doet dat niet. Hier heeft men hem in geen weken gezien en daar heeft hij zich in zóó lang niet vertoond. Al werkt hij ook van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat . . . . daar zijn nu eenmaal menschen, voor wie hij nooit genoeg doet. ’n Dominee heeft altijd geld genoeg en hij heeft altijd tijd genoeg. Zelfs houdt hij geld over, en ook houdt hij steeds tijd over. Dat zijn zoo twee axioma’s, die voor meer dan één mensch vaststaan.

Nu wil ik niet klagen. Ik wist wel wat ik deed, toen ik een gemeente verliet, waar ik minstens één maal per jaar alle gezinnen rondkwam, waar ik alle menschen geregeld bezoeken kon, de meesten zelfs meer dan éénmaal, en ook nog wezenlijk zoo iets had van een huiselijk leven. Klagen wil ik niet. Maar toch kan ’t wel goed zijn, eens ’n heel klein rekensommetje in de kerkbode te plaatsen; want daar zijn, geloof ik, menschen, die zich ’n dominee den heelen dag duttende voorstellen.

Ik ben daarom zoo vrij, den lezers eens voor te leggen, wat ik in ’n normaal geval zooal te doen heb in een week van 7 dagen. ’s Maandags hulp bieden bij de telling van de collecten Binnensingel (’n oude gewoonte): 1 uur. ’s Maandagsavonds kerkeraadsvergadering van 8-10 uur: 2 uren. ’s Dinsdags catechisatie van 7-10 uur: 3 uren. ’s Woensdags catechisatie van 6-10 uur: 4 uren dus. ’s Donderdagsavonds bespreking van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis: dat begint om 8 uur en eindigt om 10 uur. En, wil de inleider op alle eventueeele wijze en geleerde en zware vragen ’n antwoord gereed hebben, dan mag hij toch wel van 2-7 zich op de bespreking voorbereiden, om zich nog eens de zaken in te denken en meer te weten, dan hij in zijn inleiding vertelt: dit maakt dan samen 7 uur. Vrijdagsavonds van 8-10 uur catechisatie voor degenen die toegang gevraagd hebben tot het heilig avondmaal (eigenlijk moest zoo iets een overbodigheid zijn, als ieder, van z’n twaalfde jaar af geregeld voor de catechisatie wezenlijk geleerd had); dat is dus weer 2 uur. Wanneer dan de dominee den Vrijdag van 9-1 en van 2-7 uur gebruikt voor studie, dan is dat niet te veel. Het komt er wel niet vaak van, want gewoonlijk gaat die tijd weg voor anderen gemeentelijken arbeid; maar dat is nooit mogelijk, zonder schade voor den predikarbeid. Zoo is dus de gansche Vrijdag reeds weg en kan bij het lijstje nog de tijd tusschen 9-1 en 2-7, dat is saâm 4 plus 5 is 9 uur geteld worden. En wat den Zaterdag betreft, ook deze behoort aan de studie gegeven te worden. ’t Gebeurt wel niet altoos; want de tijd gaat wel eens weg aan anderen arbeid in of voor de gemeente; maar op den duur kan dat niet onnadeelig zijn voor den dienst des Woords. In elk geval moet de Zaterdag er voor bestemd worden. Rekent men weer van 9-1 en 2-10, dan is dat samen 4 plus 8 is 12 uur. En den Zondag? Dan is de dominee bezig van half tien tot half twaalf en van vijf tot zeven uur. Maar ook de daartusschen liggende tijd wordt gebruikt voor gemeentelijk werk, hetzij dan om zich in te denken in den gedachtengang van de catechismuspreek, hetzij om in Emaus te evangeliseeren, onderwijl de geëerde lezer een middagdutje doet of met z’n vrouw en kinderen thee drinkt of wandelt of ’n ouden schrijver leest. Alles saâmgenomen is de dominee dan op Zondag bezig: 4 uur met preeken, en 5 uur om te evangeliseeren of na te denken over zijn preeken; samen 9 uur. Rekent men bovendien met het feit, dat ’s Woensdags onverbiddelijk de bode van den uitgever van de Kerkbode komt aankloppen om copie en dat er dan toch per se wat wezen moet voor dat blaadje, ’n artikeltje, dat men even lezen en dan naar welgevallen aan den gemeentereinigingsdienst overleveren kan, dan begrijpt men, dat daarvoor minstens twee en een half uur noodig zijn; een half uur om te zuchten: waar moet ik het nu weer eens over hebben en ’n paar uur om eens wat te schrijven, Dan later nog een half uur voor correctie (Ds Hagenbeek, die altijd de heele voorpagina, de meest onnauwkeurig gelezene, in elkaar zet, of letterlijk in elkaar plakt, heeft natuurlijk veel langer werk ervoor, al denkt geen menschenkind ooit daarover!); hetgeen als totaalsom voor de Kerkbode 3 uur geeft.

Heb ik nu goed geteld — ge moogt het narekenen — dan kwamen we nu reeds tot een getal van 52 uren.

Maar nu verder! ’n Dominee is ook mensch. Derhalve moet hij slapen. Gun hem het minimum; meer verlangt hij al niet meer. Dat is 7 maal 7 is 49 uur. Ook moet hij eten. Geef hem daarvoor dagelijks 2 uur (3 maaltijden). En zeg dan niet: ja maar, ik eet mijn boterham staande op of onder ’t werk, want dat gebeurt dan ten koste van ’t bijbellezen en van ’t gemeenschappelijk gebed, en ge moest eens wat hooren, als het predikantsgezin niet ordentelijk zichzelf en de dienstbode tijd gaf voor wat zooveel criticasters zichzelf wèl onthouden durven. Alzoo 7 maal 2 is 14 uur. Gun den weleerwaarde ook 1 uur per dag om zich fatsoenlijk te wasschen, te kleeden, toilet te maken en ’s avonds naar bed te gaan. Dat wordt dan 7 uur per week. Weet dan bovendien, dat bij elken dag hooren moet, dat zijn prediking fris moet zijn, dat hij de nooden der tijden moet verstaan, dat hij het „wereldgebeuren” in z’n prediking moet laten doorklinken, en dan begrijpt ge, dat hij aan z’n ambt verplicht is de courant te lezen. Geef hem dan maar niet de Nieuwe Rotterdammer, die is toch te duur voor ’n dominee, en ook moet hij de christelijke pers steunen volgens zijn ouderling of diaken, die het blad wel leest, maar druk hem in de hand de Rotterdammer en de Standaard; en geef hem daarvoor een half uur per dag; dan is dat drie en een half uur in de week. Weet dan voorts, welwillende lezer, dat ’n dominee als ik altijd een kwartier moet loopen, voor hij in zijn wijk is. Voor ieder oponthoud in mijn stadswijk gaat dan 2 maal een kwartier of te wel een half uur weg. Kom ik nu 6 maal in mijn geliefd „Oud Vlaring”, dan ben ik dus 6 maal een half uur is 3 uur kwijt, alleen maar met loopen (wandelen zeggen de menschen dan, die me zien). Wanneer ge dan nog anderhalf uur per week toestaat voor het lezen van Heraut, Bazuin en eenige ander bladen, die ik moet nagaan voor mijn ambtelijk leven, dan zijn bij de 52, reeds boven opgetelde uren, nog 78 uur gekomen. In totaal zijn dus reeds 52 plus 78 is 130 uren weg.

Nu zegt men, dat een etmaal 24 uren telt. Zoo heeft dan een week 7 maal 24 is 168 uur. De dominee houdt dus over voor àndere dan de bovengenoemde werkzaamheden, (als er niets in den weg komt, en als hij niet te lang slaapt en niet met z’n kinderen speelt om ze wat te vertellen of te leeren) het geheel van 168 min 130 uur is 38 uur per week. In dien tijd moet hij dan de zieken bezoeken, ongeregelden vermanen, opdrachten van den kerkeraad volvoeren, vergaderingen bijwonen, dwaze brieven met beleedigingen lezen, 8 kantjes liefst, omdat hij voor de samensmelting is, z’n baard scheren, opdat hij niet al te onooglijk zij, zoo nu en dan classicale vergaderingen bezoeken en notulen schrijven, bezoeken ontvangen van dezen en genen, soms over gewichtige, soms over onbeteekenende dingen. En dan de keeren, dat hij iemand wil bezoeken, die niet thuis is, zooals verleden week, toen hij nog juist anderhalf uur had, die restte tusschen een bezoek van iemand die wat te vragen had en de catechisatie, en de verlangde persoon niet thuis was! En dan de uren of gedeelten van uren, waarop hij niemand bezoeken kan! Er gaan toch immers van deze 38 uren minstens 20 af, waarin niemand kan bezocht worden (de 5 resteerende uren van den Zondag plus de morgenuren vóór 9 en de avonduren na 10). Is dus de predikant de heele week rusteloos bezig, en komt er niets de orde verstoren, dan heeft hij op z’n hoogst 38 min 20 is 18 uren voor bezoek; een cijfer, dat nog te hoog is, omdat deze tijd over verschillende dagen verdeeld is en er dus restjes verloren moeten gaan. En wanneer ge dan bedenkt, dat ’n dominee ook z’n familie heeft, die wel eens wat van ’m hooren wil zoo in een klein briefje, dat hij toch ook wel eens wat meer lezen moet, dan hij precies noodig heeft voor z’n preeken, wil hij niet over een paar jaar een krullejongen in den wetenschappelijken timmerwinkel wezen, dat hij toch ook een roeping heeft voor zijn gezin — hij heeft ook ja gezegd bij den doop! — dat zijn hoofd net zoo min altijd bij de studie is als het uwe bij den brief, dien ge aan uw tante op haar verjaardag schrijft, dat ’n dominee niet eens een rustdag heeft, zooals gij . . . . zoudt ge dan misschien met een weinig inspanning en goeden wil er toe kunnen komen, te gelooven, dat uw dominee ook nog een geweten heeft, al ziet ge hem niet zw vaak?

Heusch, beste menschen, daar zijn er, die dit niet goed vinden van hun predikant, en dàt liever anders zagen, maar die al lang zenuwpatiënt waren geworden, als ze doen moesten, wat een dominee in Vlaardingen doet. Daar zijn er, die ijveren voor ’n 8-urigen werkdag en die den dominee beschuldigen van sollicitaties naar het burgerschap van Luilekkerland. Daar zijn er die ’s Zondagsavonds met vrouw en kinderwagen zeulen door de straten, en den dominee vragen, of hij dan niet eens wandelt, als hij ze vermaant om in de kerk 2 maal te komen! Wandelen! Stel, u voor . . . . de wandelende dominee!

Werkelijk geëerde lezer, gij hebt voor uw gezin en voor u zelf meer tijd dan de dominee. Ik klaag niet; ik heb geen medelijden met mezelf; alleen wijs ik Uw klachten af. ’t Was ietwat vervelend, zoo’n rekensommetje, niet? Och ja, men moet wel eens vervelend worden, om de waarheid, cijfers en feiten, te laten spreken.

Zoodat ik maar zeggen wilde, dat de vrouw van den dominee vaker alleen zit dan de uwe en dat de predikanten nog wel een geweten hebben of iets van dien aard er op na houden.

En dat ge maar eens beter moest nadenken, voor ge hen beschuldigt van trouweloosheid in hun dienst. En dat rekenen goed is. En dat ik u allen minzaam groet en mijn best voor u zal blijven doen.


K. S.




a. Opgenomen in OWK II,22-25.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000