Van Amerika, Dokkum en Vlaardingen

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 124 (geen paginering) (12 april 1919)

a



In het laatste nummer van het weekblad „de Wachter”, komt een correspondentie voor tusschen Ds. B. van der Werff te Dokkum en den hoofdredacteur Ds. G. Doekes te Nieuwdorp b. Eerstgenoemde vraagt inlichting over een uitlating van ds. Doekes, dat naar zijn overtuiging iemand „met een vrij geweten kan strijden voorde bestendiging van den bestaanden toestand” van plaatselijke gedeeldheid tusschen A en B, ook daar in Dokkum. Ds. Doekes licht zijn uitspraak aldus toe: „Naar mijne overtuiging ontbreekt genoegzame grond voor de stelling, dat in een burgerlijke gemeente slechts ééne kerkelijke gemeente mag zijn. In Amerika heeft men verschillende gemeenten in één stad. En inplaats van allen tot één plaatselijke kerk te vereenigen, gaat men integendeel een nieuwe gemeente organiseeren, wanneer er uitbreiding komt 1). Het is daar regel: in elke gemeente slechts één predikant; wordt ze te groot 1), dan maakt men er twee gemeenten van”.

Niet onmogelijk, dat deze redeneering ook in Vlaardingen opgeld doet. Maar kan zij werkelijk dienen als argument tegen plaatselijke ineensmelting?

Ik kan het in dezen niet met Ds. Doekes eens zijn. Wat Z.Eerw. noemt, raakt, dunkt me, iets heel anders. Zelf zegt hij, dat, wanneer er uitbreiding komt, dat dàn op splitsing aangestuurd wordt. Ieder voelt, dat de reden van dit gescheiden leven in zoo’n geval niet ligt in oude veetes, of in vermeende leergeschillen of in ik weet niet wat voor andere bezwaren, maar enkel en alleen in plaatselijke woontoestanden, in de te groote afstanden, in het te ver uit elkaar liggen van de stadswijken. Iemand, die in het zuiden huist, zal den zetel van zijn kerkeraad, het huis van zijn predikant, de kerk waar hij een plaats heeft, niet in het noorden moeten zoeken, of omgekeerd. Ook zal in zoo’n geval een lid van kerk no. 1 niet een eind voorbij het gebouw van kerk no. 2 moeten loopen om — op zijn plaats te zijn.

Maar dat alles ziet ge wel degelijk gebeuren in die plaatsen, waar de gedeeldheid nog te wijten is aan „A” of „B”. Toen in Rotterdam, Den Haag, Amsterdam die splitsing nog bestond, toen was dat toch heel iets anders, dan wat ds. Doekes in die Amerikaansche steden heeft geconstateerd. Om in die 3 genoemde plaatsen te verkrijgen, wat in Amerika gebeurt, zou men eerst moeten samensmelten, en dan gaan splitsen in onder-kerken naar den maatstaf van de woonplaats.

Ieder weet, dat het Amerikaansche model niet past op wat men A en B noemt. Dat men nu elkaars kerken voorbijloopt. Dat de scheiding niet ontstaan is door de grootte der stad. Dokkum is tenminste nog geen wereldstad met „wolkenkrabbers”, Vlaardingen ook niet. Hier bij ons is een zekere oneenigheid de oorzaak van het minzame groetje, waarmee men elkaar pleegt voorbij tegaan. En die mag niet blijven bestendigd. Wil men parochievorming, ’t zou in Vlaardingen dezelfde grootdoenerij wezen als b.v. de maatregel, om op den Schiedamschen weg rechts te houden en vooral niet stil te staan óók op tijden, dat men hier en daar in de verte ’n mensch ontdekken kan en ’n hondje; meer niet. Maar als het wezenlijk daarheen moet, laat dan eerst wie bij de Kuiperstraat woont, daar kerken mogen, wie in den omtrek van de Landstraat gevestigd is, daar een plaats mogen nemen en wie aan den Binnensingel verblijf houdt, in die kerk mogen gaan in den ordelijken weg van samensmelting. Dat zou zijn Amerikanisme in Vlaardingen-city en Dokkum-town. Maar het A- of B systeem in Dokkum met nog geen 4000 en Vlaardingen met nog niet heelemaal 25000 inwoners is dat niet.

Ik kan tenminste met den besten wil niet anders de zaak bezien.


K. S.




1. Cursiveering van mij, K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. De Wachter 17 (1918-1919) 19 (4 april 1919) de rubriek Ingezonden:

Den Weleerw. Heer Ds. G. Doekes Hoofdredacteur van „de Wachter”.


Waarde vriend en broeder.


’t Is enkele weken geleden, dat een lid mijner gemeente zich tot u wendde om eenige inlichtingen betreffende de plaatselijke ineensmelting. In uw antwoord aan dezen broeder schrijft ge o.a.: „Met een vrij geweten kan iemand strijden voor de bestendiging van den bestaanden toestand”. U verleende de vrijheid, om van uw schrijven gebruik te maken.

’t Is naar aanleiding van de aangehaalde zinsnede, dat ik zeer gaarne eenige nadere toelichting van u zou ontvangen. De bestaande toestand in Dokkum is die van gedeeldheid. Nu maakt men uit uw schrijven op, dat ge een principiëel tegenstander zoudt zijn van de plaatselijke ineensmelting. En, waar van uw woord, als van dat van den Hoofdredacteur van „de Wachter” invloed uitgaat, zou een uitlating, als boven aangehaald, zeer belemmerend kunnen werken op de vereeniging tusschen de Gereform. Kerken A en B alhier.

Ge zoudt mij daarom ten zeerste verplichten, wanneer ik van u zou mogen vernemen, hoe ik de bovengenoemde aanhaling moet opvatten.


Met heilbede, Uw br. in Chr.

B. van der Werff.     


Met genoegen wil ik den geachten inzender een nadere toelichting geven. Er is meermalen gezegd, dat het voortbestaan van twee kerken naast elkaar in eenzelfde plaats een zondige toestand is. En ware dit zoo, dan zou men het pogen tot ineensmelting niet mogen bestrijden. Maar naar mijne overtuiging ontbreekt genoegzame grond voor de stelling, dat in een burgerlijke gemeente slechts ééne kerkelijke gemeente mag zijn. In Amerika heeft men verschillende gemeenten in één stad. En inplaats van allen tot één plaatselijke kerk te vereenigen, gaat men integendeel een nieuwe gemeente organiseeren, wanneer er uitbreiding komt. Het is daar regel: in elke gemeente slechts één predikant; wordt ze te groot, dan maakt men er twee gemeenten van. En naar mijn overtuiging kan niemand dit een zondigen toestand noemen.

Meer nog, onze eigen historie geeft er een voorbeeld van. Na de vereeniging in 1869 tusschen de beide tijdelijk gescheiden Kerkengroepen uit de actie van 1834, heeft men plaatselijk die kerken (waar ze ieder voor zich sterk genoeg waren, om een predikant te onderhouden) naast elkaar laten voortbestaan. In Amsterdam hadden we zelfs drie gemeenten. Nimmer werd dit een zondige toestand genoemd. In beginsel staat hiervoor m.i. dan ook geen grond. En practisch is er veel voor te zeggen, dat twee bestaande kerken, die samen te groot zijn voor één predikant, zelfstandig blijven voortbestaan.

G. D.

Ook in De Wachter was de zaak hiermee niet afgelopen. Van der Werff repliceerde twee nummers later en ook ds Jakob op ’t Holt van Bolsward reageerde, zakelijk in de zin zoals Schilder hier. Doekes verduidelijkte dat het hem echt alleen om het principiële punt ging dat er niet meer dan één kerk in één plaats zou kunnen zijn, en nam nu expliciet afstand van practische plaatselijke wantoestanden rond ineensmeling. Vgl. De Wachter 17 (1918-1919) 21 (18 april 1919), de rubriek Ingezonden.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000