Leestafel

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 112 (geen paginering) (18 januari 1919)

a



De Bijbelsche Geschiedenissen. In vertelling door W.G. v.d. Hulst. In teekening door J.H. Isings. Rijswijk, H.J. Spruit 1918.


Van dit werk, reeds eerder in ons blad aangekondigd, verscheen reeds de tweede aflevering, bl. 49-96. Inzage van deze tweede aflevering versterkt den gunstigen indruk, dien de eerste reeds op ons maakte. De verhaaltrant blijft levendig en toch vol wijding. De toon is steeds in overeenstemming met het behandelde onderwerp. Als we een kleine opmerking ons mogen veroorloven, dan zou het deze zijn, dat de verteller graag nu en dan de dingen van achteren naar voren weergeeft; d.w.z. dat hij op den voorgrond schuift de ontknooping van het raadsel den afloop van het gebeuren en dàn pas vertelt, hoe dat nu eigenlijk is toegegaan. Als voorbeeld neem ik o.a. de weergave van het verhaal van het vinden van Mozes in het „biezen kistje”. Eerst wordt verhaald, dat een kindje aan den oever van den Nijl gevonden werd door de dochter van den farao. Hoe dat kind daar kwam, is nog niet verteld. Dan klinkt „een vreemde, zachte stem” achter de koningsdochter, en een Israelietisch meisje vraagt de prinses, of zij misschien een vrouw roepen zal, om het kindje te verzorgen. En eindelijk blijkt dan, dat die „vreemde, zachte stem” aan Mozes’ zuster toebehoorde en gaat de vlugge lezer begrijpen, hoe alles in elkaar zat. In dit geval had de verteller, geloof ik, beter den gang van het bijbelsch verhaal zelf kunnen volgen. Die is rustiger en eenvoudiger en voor kinderen gemakkelijker te volgen. Zoo ware nog een enkele kleinigheid te noemen. Dat Jozefs egyptische naam Zaphnath-Paäneah beteekent: „redder des lands” is wat al te gemakkelijk gezegd; in elk geval is dat zeer onwaarschijnlijk; deze beslistheid treft te meer, waar de schrijver anders heel voorzichtig in zijn beweringen is, b.v. wanneer hij met geen woord rept van de hydromantie (bekerwaarzegging), waaraan Jozef in Egypte waarschijnlijk gedaan heeft. Dat Jozef tot zjn broeders zeide: „ik vrees God” klonk voor hen niet zoo vreemd, als de schrijver, bl. 56, wil. Dat is toch niet zooveel gezegd als: „ik vrees Jahwe”.

Deze kleine opmerkingen willen echter niets afdingen op den lof van groote waarde, die aan het werk is toegebracht. Over ’t algemeen is hier uitnemend geschreven. En levendig blijft altijd de toon, vooral door het asyndetisch karakter van den stijl.

Ook de platen handhaven in deze 2e afl. haar roem. Alleen die van Mozes in het „kistje” is m.i. minder gelukt. We zouden, naar deze plaat oordeelend, niet op de gedachte komen, dat het kindeke Mozes „uitnemend schoon” was. Ik heb wel eens mooier kindertjes gezien dan deze illustratie teekent.

De hoofdindruk blijft niettemin: prachtwerk, prachtwerk! In den prijs kwam een kleine, onbeduidende verhooging, tengevolge van de duurte van papier en andere materialen. De prijsstijging is evenwel niet noemenswaard. Door 20 cent per week apart te leggen, kan men het boek in bezit krijgen.

Nogmaals bevelen wij het hartelijk aan. Trouwens reeds het feit, dat de eerste oplage van afl. 1 reeds geheel uitverkocht is en een tweede druk noodig werd, zegt meer dan de gunstigste recensie.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. de bespreking van de eerste aflevering ‘Leestafel’, Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen Nr. 99 (19 oktober 1918).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000