Bladvulling

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 79 (geen paginering) (1 juni 1918)

a



Van een predikant verlangt men soms vreemde dingen.

Hij moet zijn „boemeltrein”, die aan elk station en op iedere halte stopt en tegelijk sneltrein, die in den kortst mogelijken tijd den grootst mogelijken afstand aflegt.

Hij moet altijd toepassen den regel: geen waren betrekken van vreemden, anders . . . .; maar hij moet glimlachen en dien regel maar niet toepassen, als zijn gemeenteleden hun (geestelijke) waar betrekken van een vreemde.

Hij moet, zegt men, de menschen „bij hun naam noemen” in de preek, doch wee hem, als hij de menschen werkelijk bij hun naam noemt.

Hij moet altijd de stemming van zijn gemeenteleden overnemen: blij met de blijden, weenend met de weenenden b; maar o wee, als hij des Zondags de stemming der gemeente overneemt en niet in vuur kan komen, omdat „men” niet in de stemming is; dominee moet altijd vuur hebben, maar mag het niet „leenen”.

Hij moet de theorie huldigen, dat zijn hand speelt op het klavier van de ziel der gemeente. Maar de praktijk late hij zoo, dat op z’n tijd de handen van alle gemeenteleden tegelijk op het klavier van zijn ziel spelen; en wee, wee als ’t accoord dan eens minder zuiver klinkt!

Hij moet . . . . ja ik weet nog wel veel meer, maar ’t blaadje is vol en daar was ’t om te doen. Denk eraan, ’t is maar bladvulling, hoor! Meer niet.


K.S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Romeinen 12:15.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000