De mystiek der zee

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 37 (geen paginering) (11 augustus 1917)

a



In zijn dissertatie over „Het kerkelijk leven der Gereformeerden in Den Briel” beweert Dr. Veltenaar, dat één der factoren, die de Hervorming in Den Briel hebben voorbereid is: de mystiek der zee. Hij herinnert aan „het varenselement, dat van geen keurslijf weten wilde en van geen vreemden, Spaanschen dwang”. „De mystieke en ontembare zee is een hefboom geweest voor de . . . . reformatie . . . . Een gedeelte van onze visschersvloot, vooral aan de kustlijn van Zuid-Holland, verstaat immers nog steeds het best, wat vrije genade is?” b Aldus Dr. Veltenaar. — En Ds J.C. Rullmann, die in zijn Kroniek (Geref. Theol. Tijdschr. Dec. 1916) c deze uitspraak citeert, legt daar naast een andere van Dr. Kuyper, die eraan herinnert, dat, terwijl „de landman ploegt en zaait en egt en wiedt, de visscher niets doet . . . . Zoo God de Heere de visch in de netten zendt, haalt hij het goud uit de wateren om niet op . . . . Hier geen prijs en geen loon, maar vrij wegnemen . . . . Straks zijn het dan ook visschers, uit wie Jezus zijn apostelen kiest, om vrije genade te gaan uitroepen. En de uitkomst toont nog, dat een visschersbevolking het best verstaat, wat vrije genade is” d. Aldus Dr. Kuyper.

Over de vraag, in hoeverre de economische factoren, waaronder de mensch leeft, op zijn godsdienstig besef invloed oefenen, is zeer veel te zeggen. De kwestie is te ingewikkeld, dan dat met een enkel woord mijn bezwaren tegen Dr. Veltenaars opvatting hier ter sprake zouden mogen komen. Ik voor mij geloof, dat de mystiek der zee al heel weinig met de Brielsche reformatie te maken had; wèl kon haar „ontembaarheid” (die Dr. Veltenaar, wel wat vreemd, naast de mystiek noemt) een soort inspiratie geweest zijn voor den ruwen durf en stouten zin, die het privilege waren van de Watergeuzen, maar die nog iets anders zijn dan reformatie zin.

Doch — hierover spreken we thans niet. Mijn bedoeling is slechts nadruk te leggen op het feit, dat de ervaring van onzen tijd àl meer in tegenspraak komt met de gedachte, die boven aangegeven werd. Of de zee niet mystiek is? Zeker! En of het zeeleven niet van invloed zijn kan op ons godsdienstig besef? Ongetwijfeld. Maar godsdienst wordt niet gemaakt, doch geboren. ’t Is geen invloed, die allereerst van buiten, maar een macht, die in de eerste plaats van binnen uit werkt. Wie eenmaal godsdienstig voelt, zal ook de zee bezien uit religieus oogpunt; en de zee zal hèm „vrije genade” prediken. Maar wie zee kiest en ongodsdienstig, ongeloovig is, zal door de zee niet tot de hoogte van godsdienstige mystiek opgeheven worden.

Bewijs? Onze tijd! Waar is de christelijke geest onder onze visschers over ’t algemeen? Waar bleef de bekende godsdienstoefening aan boord op Zondag? Waar zijn zoo velen van onze visschers, als ’s Zondags de kerkdeuren open staan en hun schip in de haven ligt? En waar bleven de zonen der visschers op het uur der catechisatie, toen ze niet meer konden zeggen, in 1917, dat ze naar zee moesten en dus niet catechiseeren konden? Gelukkig — er zijn ook hier nog zeer veel zeelieden, visschers, die de mystiek der zee verstaan en weten, wat „vrije genade” is. Maar — de mystiek der zee heeft den afval der zeelieden in ’t gemeen niet kunnen verhoeden. Want de zee kàn ook niet de ziel inspireeren. „Zij is een levend schoon en kent zichzelve niete. En onze ziel is grooter dan de zee. De mystiek der zee zal blijven; de mystiek op zee is bezig te vergaan. — Kloos, die iets verstond van de mystiek der zee heeft eens gezegd f:

O zee, was ik als gij! — — — — —

— — — — — — — — — —

Dan had ik eerst geen lust naar menschlijke belustheid

Op menschelijke vreugd en menschelijke pijn;

Dan was mijn Ziel een Zee, en hare zelfgerustheid

Zou, wijl Zij grooter is dan Gij, nòg grooter zijn.

Kloos is geen christen; hij is niet religieus. Maar hèm brengt de mystiek der zee nòg verder dan menigen „zeeman” die christelijk is grootgebracht, die de religie en . . . . de zee van nabij gezien heeft. Vele „kinderen der zee” brengen ’t niet eens zoo ver als Kloos. En de visschen, die ze áán boord halen (prediking van vrije genade) verhinderen niet, dat ze hun „godsdienst,” hun „mystiek,” hun „geloof,” óver boord werpen. Ook bij de „visschersbevolking aan de kustlijn van Zuid-Holland” is een strooming waar te nemen van „menschelijke belustheid” die de „vrije genade” op den achtergrond dringt. Wat is dàt jammer! En — wat is dàt een zonde! Want Dr. Kuyper hééft gelijk: de zee illustreert zoo schoon de prediking van vrije genade. Gij visschers, die het goud om niet ophaalt, het zal anderen verdragelijker zijn dan u, indien gij niet die hoogere prediking wilt aanhooren: „Komt tot de wateren, komt, koopt en eet, ja, komt koopt zonder geld en zonder prijs.” g Want gij, gij kunt dat begrijpen.


K.S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. nog ‘Tagore en Dr. Veltenaar’, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 8 (1920v) 3 (30 oktober 1920).

b. Vgl. Cornelis Veltenaar (1873-1953), Het kerkelijk leven der Gereformeerden in Den Briel tot 1816 (diss. Utrecht), Amsterdam (Kruyt) 1915, 56v (accentuering etc. K.S.).

c. Vgl. Johan Coenraad Rullmann (1876-1936), ‘Kroniek’, Gereformeerd Theologisch Tijdschrift 17 (1916-1917) 8,315-322 (december 1916), 321v.

d. Vgl. Abraham Kuyper (1837-1920), De twaalf Patriarchen. Bijbelsche karakterstudiën, Amsterdam (Wormser) [1887], ? ivm Zebulon.

e. Vgl. Willem Kloos (1859-1938), Verzen I, Amsterdam (W. Versluys) 19022, no. XXXV, pag. 43, slot eerste strofe.

f. Vgl. Willem Kloos (1859-1938), aangehaald gedicht, slotstrofen.

g. Vgl. Jesaja 55:1.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000