13 November 1904 — 13 Mei 1917

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 24 (geen paginering) (12 mei 1917)

a



Het onlangs ook in dit blad aangekondigd Jaarboek van de Geref. Kerken b heeft o.m. ook deze verdienste, dat het van iederen predikant de „korte notulen” van zijn levenshistorie vermeldt. En wie nu in deze dagen meegeleefd heeft met Ds. en Mevrouw Hagenbeek c, toen dezen hun 12½ jarig huwelijksleven hebben herdacht, heeft vanzelf onwillekeurig misschien bl. 237 van het Jaarboek opgeslagen om de „korte notulen” van Ds. D.B. Hagenbeek na te gaan. ’t Sprak toch vanzelf, dat aan die huwelijks-herdenking werd vastgeknoopt de gedachte aan een mogelijk ambts-jubileum. Want voor verreweg de meeste predikanten is het lied van „’s levens opgang” nog niet uitgezongen, zoodra het bruiloftslied verstomt; we kunnen zelfs veilig zeggen, dat de bruiloftszang nog maar een vóórspel is, waarop straks de eigenlijke koraal volgt in dat oogenblik van innigheid en teerheid van gevoel, waarop de predikant voor het eerst zijn herderlijk werk opneemt in het midden der eerste gemeente, in het verblijden der „eerste liefde.” En dat niet alleen de predikant zelf er zóó over denkt, maar dat evenzeer de predikantsvrouw in haar huwelijk nog maar een voorspel ziet voor den koraal, die volgen moet als het eigenlijke, het hoogste, dat mogen we veilig aannemen, sedert „Antonia Margartha” (een predikants-vrouw, naar gefluisterd wordt) d in het tijdschrift „Christelijk Vrouwenleven” ons een blik gunde in de vrouwenziel, gelijk ze geroerd wordt door de emoties van den „intree-dag.” e

En daarom heeft onze kerkbode wijselijk gezwegen de vorige week, toen Ds. en Mevr. Hagenbeek hun huwelijkssluiting herdachten. Hij (of zij? zie nummer 2) f meende hiermee geheel in den geest van de jubilanten zelf te handelen. Want nu is het hoogtepunt bereikt. Als Ds. Hagenbeek Zondagmorgen het Woord Gods bedient, zal Z.Eerw. mogen gedenken, hoe hij voor 12½ jaar voor het eerst dat gedaan heeft; zal Mevr. Hagenbeek kunnen terugdenken aan dien morgen, toen haar de emoties doortrilden, welke Antonia Margaretha in haar „Eerste Indrukken” zoo fijn heeft weergegeven.

Voorspel en koraal!

Die verhouding teekent niet slechts de ondergeschiktheid van den huwelijksdag aan den grooten datum van bevestiging en intree; maar laat ook het licht vallen op de eenheid in die beide. Gelijk een goed voorspel den volgenden koraal inleidt en de gedachte van het lied reeds vertolkt, zoo is het huwelijk van den aanstaanden predikant reeds lang van te voren één geworden in zijn bewustzijn met de aanvaarding van zijn pastoralen arbeid. En één blijven die bedie dagen ook in de herdenking na zooveel jaren.

En daarom — van harte wenschen wij onzen mederedacteur en zijn gade Gods zegen, niet alleen bij de huwelijks-herdenking, maar ook — en vooral — bij het ambtelijk jubileum. De Heere schenke hun nog zeer veel jaren de vreugde van het samenarbeiden, ook in het leven der gemeente.

En ook aan onze „zusterkerk” onze hartelijke gelukwenschen met het bezit van haar predikant. Ze heeft reeds langer op zijn persoonlijkheid beslag mogen leggen, dan aan de beide kerken uit Ds. Hagenbeek’s vroeger ambtelijk leven gegund werd. g

Een gelukwensch alzoo voor beiden; èn voor het gezin van den jubilaris èn voor zijn gemeente.

Als Schopenhauer gelijk had, dan zouden we alleen de laatste mogen feliciteeren. Deze sombere geest heeft eens geconstateerd, dat de grootste energie en de hoogste spanning der geesteskrachten in de jeugd valt, „hoogstens tot in het 35e jaar;” maar — en dit is volgens hem de keerzijde — na dien tijd is er eerst rijpheid van geest; na dien termijn leert men pas niet meer fragmentarisch denken, maar overzichtelijk h.

Is deze beschouwing juist, dan geniet de kerk van Vlaardingen B op ’t oogenblik de rijpere vruchten van Ds. Hagenbeek’s geest; doch — voor hem zelf zou de poëzie verdwijnen, om voor filosofie plaats te maken i; zou de vreugde der jeugd voor de zwaarwichtigheid van den lateren leeftijd geweken zijn.

Maar gelukkig — de ervaring weerspreekt Schopenhauer. Er zijn menschen — grijsaards ook — wier energie nog onverflauwd is, ook na de 35 jaren. Trouwens — „groen en frisch,” dàt is de schriftuurlijke teekening van den ouderdom j; hoe veel te meer dan voor den leeftijd van onzen jubilaris? En daarom — onze hartelijke gelukwenschen èn voor ’t gezin van Ds. Hagenbeek èn voor zijn gemeente.

God geve hun wederzijds elkander te vormen, elkander te dienen!


K.S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, uitgegeven in opdracht van Algemeen Bureau van de Gereformeerde Kerken in Nederland, onder redactie van G. Doekes e.a., Goes (Oosterbaan & Le Cointre) jaargang 1 (1917).

c. Dirk Baldus Hagenbeek (1879-1952), was 13 november 1904 bevestigd als predikant te Fijnaart, na 4 november 1904 te zijn gehuwd met Anna Sophia Maria Catharina Hibbeler (1881-1929).

d. Antonia Margaretha Lindeboom-de Jong (1875-1947) was vanaf 11 mei 1897 gehuwd met Cornelis Lindeboom (1872-1938), gereformeerd predikant, van 1914-1937 te Amsterdam.

e. Vgl. Antonia Margaretha, ‘Eerste Indrukken’, Christelijk vrouwenleven, 1 (1917) ?

f. Opmerking onduidelijk.

g. Hagenbeek stond van 1904-1907 te Fijnaart, van 1907-1911 te Ouderkerk aan den IJssel en van 1911 af te Vlaardingen.

h. Vgl. Arthur Schopenhauer (1788-1860), Aphorismen zur Lebensweisheit. Textkritische Ausgabe von Eduard Grisebach mit einem Vorwort von O.F. Damm, Leipzig (Reclam) [1908], 195: „Die größte Energie und höchste Spannung der Geisteskräfte findet, ohne Zweifel, in der Jugend Statt, spätestens bis ins 35ste Jahr: von dem an nimmt sie, wiewohl sehr langsam, ab. Jedoch sind die späteren Jahre, selbst das Alter, nicht ohne geistige Kompensation dafür. [...] Was man in der Jugend zu wissen glaubte, Das weiß man im Alter wirklich, überdies weiß man auch wirklich viel mehr und hat eine nach allen Seiten durchdachte und dadurch ganz eigentlich zusammenhängende Erkenntniß; während in der Jugend unser Wissen stets lückenhaft und fragmentarisch ist.”

i. Vgl. Arthur Schopenhauer (1788-1860), Aphorismen zur Lebensweisheit, 195: „In der Jugend herrscht die Anschauung, im Alter das Denken vor: daher ist jene die Zeit für Poesie; dieses mehr für Philosophie.” De citaten komen uit Kapitel VI. Vom Unterschiede der Lebensalter.

j. Vgl. Psalm 92, vers 8 (berijming 1773).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000