Van de Boekentafel

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

9e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1921v
14 (geen paginering) (1 april 1922)

a



Naar wij vernemen, zal de volgende week bij de Uitgeversfirma W. Kirchner, Amsterdam, een boek van bijzondere beteekenis verschijnen, n.l. een


Rembrandt Album,

toegelicht door Dr. J.C. de Moor, v.d.m. te Utrecht.

Deze bundel bevat schilderijen, die betrekking hebben op de Christelijke feestagen. De schrijver tracht de lezers te leeren, hoe men schilderijen moet zien. Indien zij de aanwijzingen van dezen gids volgen, zullen zij door Rembrandt zelf gesticht worden.

Dit is een nieuw idee, waardoor dit boek een eigen karakter draagt. Daar het de bedoeling van schrijver en uitgever is de kunst van den vorst onzer schilders voor een ruimen kring toegankelijk te maken, is de prijs van dezen fraai uitgevoerden album zoo laag mogelijk gesteld.




Ds. J. v.d. Linden, De Heere is mijn Herder. Psalm 23 toegelicht, 2e druk, Kampen, J.H. Kok, 1921.


We hebben hier in 104 blz. een bewerking van Ps. 23 die stichtelijk is in den goeden zin van het woord. Zonder zich lang op te houden met moeilijke vraagpunten omtrent tekst en tekstverklaring, geeft de schrijver zijn opinie over den tekst en knoopt daaraan vast een bespreking in rustigen, gedragen stijl. Misschien wijkt hier en daar de toon der meditatie te veel voor dien der redeneering; maar ook dan nog blijft de schrijver het verband met het lied, dat hij bespreekt, bewaren en blijft zijn boekje een poging, om den gedachtengang van den psalm te volgen, gelijk hij zich in het geloovig denken nu nog afteekent. In haar klaren eenvoud zal deze breede uitwerking van ps. 23 menigeen welkom zijn. Een goed portret van den schrijver is in het werkje opgenomen. Hier en daar had de correctie beter kunnen zijn. „Hem werd getoond, de dood hem met drie dagen zou opeischen”; (bl. 56), deze zin is wel perfect haagsch, maar kan toch niet uit de pen van den Haagschen predikant zóó gevloeid zijn. Maar dat is slechts een kleinigheid hier en daar. Overigens een keurige uitgave.


K. S.




Dr. H.A. v. Andel, Godsdienst en Wetenschap. Een boek voor denkende menschen, bewerkt naar de geschriften van Dr. H. Bavinck. Kampen, J.H. Kok, 1921.


Ik zou dit werk in de handen van zeer velen wenschen. Niet alleen in handen van hen, die met alle ootmoedigheid het praedicaat „denkende” menschen op zichzelf durven toepassen, maar ook van hen, die een stille hoop zouden kunnen en willen koesteren, dat deze betiteling op hen nog eens kon passen in proleptischen zin, en die, mede door werken als dit boek, dat hopen te bereiken. Dr. v. Andel heeft hier de geschriften van Prof. Bavinck gedeeltelijk bewerkt en zoo de diepe beschouwingen van Bavinck ons naderbij gebracht. We leven in de periode van cursussen en brochures; vooral cursussen. Hier heeft men den cursus van Dr. v. Andel, die in Indië te Soerakarta en elders gehouden werd. Men kan nu door aanschaffing van dit werk heel goedkoop den cursus volgen en heefd daarbij nog het voordeel, dat het gesproken woord is vastgelegd in druk, zoodat men nog eens nadenken kan.

Er zijn er velen, voor wie de meer wetenschappelijke werken van Prof. Bavinck gesloten zijn door de latijnsche en andere citaten en de zuiver wetenschappelijke formuleering. Die menschen kunnen hier Bavinck’s ideeën weervinden, zonder den voor hen bezwarenden ballast van vreemde formuleeringen. Eens anders werk populariseeren is niet iedereen toevertrouwd; maar Dr. v. Andel verstaat de kunst; hij doet Bavinck nergens onrecht, verminkt nergens het geheel, en geeft toch afgeronde en logisch-aaneensluitende hoofdstukken. Het boek is een uittreksel hoofdzakelijk uit Bavinck’s Dogmatiek en wie ook zonder wetenschappelijke vorming in de diepte daarvan wil indringen, vindt hier een uitnemende gelegenheid. Ik geloof, dat Dr. v. Andel met deze uitgave een goed werk gedaan heeft. En wat meer zegt, Prof. Bavinck, die nog van het plan en den opzet ervan op de hoogte gesteld is, heeft zijn instemming ermee betuigd. Dat zou niet gebeurd zijn, indien Bavinck’s werk hier verdund en verwaterd dreigde te zijn geworden. Laat onze menschen dat nu eens lezen. Diepte van gedachten en toch ook weer helderheid van betoogtrant maken dit werk een rijke aanwinst voor onze christelijke lectuur.


K. S.




Prof. Dr. F.L. Rutgers. Kerkelijke Adviezen. Eerste Deel. Kampen, J.H. Kok, 1921.


Dit boek is een groote weldaad. Het geeft van Prof. Rutgers een gedeelte van zijn kostbare nalatenschap. Men weet dat Prof. Rutgers hoogleeraar was in het Geref. kerkrecht en een man, die in zijn wetenschappelijk optreden zich altijd kenmerkte door fijne onderscheidingen, ook door het terugleiden van elk verschijnsel tot het daarachter liggend beginsel. Prof. Rutgers behoorde tot de niet alledaagsche naturen, die het beginsel kunnen laten spreken ook in vele dingen, waarmee een ander het soms niet in verband weet te brengen; en als hij dan dat beginsel doortrekt in verscheiden kwesties van den dag uit het practisch-kerkelijk leven krijgt men toch nooit den indruk van het gewilde of verdraaide. Onlangs nog gaven wij uit dit boek een staaltje van zijn helderen redeneertrant in ons artikeltje over „Preeklezen” b. Wij geven niet alleen aan alle kerkeraden den raad zich dit boek aan te schaffen (in Gorcum heeft de kerkeraad reeds met groote belangstelling bepaalde onderwerpen er uit behandeld en bestaat het voornemen, verschillende practische vraagpunten aan de hand van dit werk regelmatig te bespreken), maar ook in wijderen zin worde allen, die in het kerkelijk leven hebben leiding te geven of voor zichzelf leiding behoeven, Rutgers werk van harte aanbevolen. Een zeer volledige inhoudsopgave die in heldere bewoordingen alle vraagpunten duidelijk aangeeft, waarop men een antwoord zou willen zoeken en hier kan vinden, maakt het naslaan van het werk uiterst gemakkelijk. In het kerkelijk leven staat men zoo vaak voor moeilijke practische kwesties, die in een zuiver theoretisch werk haast niet kunnen behandeld worden of zeer moeilijk voor eenvoudige lezers zijn te vinden. Hier echter is een menigte (85 reeds in het 1e deel) vragen beantwoord, waarvan de meeste wel eens in elks praktijk zich voordoen, en het antwoord erop is glashelder en steeds een verwijzing naar de beginselen van Geref. kerkrecht en kerkregeering.


K. S.




Dr. T. Hoekstra, Geschiedenis der Philosophie. Eerste deel: Oude Philosophie. Kampen, J.H. Kok, 1921.


Prof. Hoekstra, die te Kampen de filosofie doceert, begint met dit boek van 220 blz. een geschiedenis der wijsbegeerte. Blijkens het voorwoord bedoelt de schrijver een werk te geven, dat niet alleen voor de propaedeuse der theologische studenten dienstbaar kan zijn, doch ook hen kan helpen, die zonder academisch gevormd te zijn, in de wijsbegeerte en haar geschiedenis belangstellen. Men dient met deze bedoeling van den auteur rekening te houden bij de bestudeering en ook bij de beoordeeling van het werk. Een andere methode van beschrijving der historie van de filosofie is ook mogelijk en vermoedelijk naar het oordeel allereerst van den schrijver zelf in een werk, dat alleen voor wetenschappelijke kringen bestemd is, ook meer gewenscht. Maar wanneer men rekent met het publiek dat de schrijver bereiken wil en het vermoeden durft opperen, dat ook gerekend is met hen, die dit werk zouden willen aanwenden voor examenstudie, dan is m.i. de hier gevolgde methode van stofindeeling verkieslijk. Het boek van Prof. Hoekstra kenmerkt zich door bijzondere helderheid van voorstelling. Hoofdstukken als over Plato en Aristoteles zijn bijzonder mooi door overzichtelijkheid en duidelijkheid en systematische behandeling, die den lezer niet in de war brengt. Tevens wordt niet verzuimd, op bepaalde punten de tegenstelling met het christelijk geloof te laten zien, waardoor de niet filosofisch geschoolde lezer nog gemakkelijker begrijpt, wat de bedoeling en de quintessence is van de stellingen, die door de filosofen worden voorgedragen. Meestal wordt een dergelijke vergelijking tusschen de besproken filosofische stelsels en het christelijk geloof in enkele korte zinnen gegeven; doch door de puntigheid van Prof. Hoekstra’s gezegden en zijn merkwaardig scherpe definities heeft de lezer daar meer aan dan aan een wijdloopige redeneering. Het komt ons voor, dat de schrijver een studieboek, een soort overzichtelijk repertorium bedoelde te geven en in dit bedoeling volkomen geslaagd is. Men kan zich hier zeer goed oriënteeren en wie verder wil studeeren, moet zich eerst eigen maken, wat hier geboden wordt. Merkwaardig is, dat Prof. Hoekstra ook de reputatie van Socrates’ vrouw Xanthippe, weer ophaalt, evenals anderen. Het gaat tegenwoordig goed met verongelijkte vrouwen. Xanthippe komt er boven op, de vrouw van Job wordt ook al meer gerespecteerd en ’t is te hopen, dat Maria Magdalena ook eens in de onkerkelijke kringen een beurt krijgt, want die is ’t zwaarst verongelijkt.

Intusschen vergeve men mij dit uitstapje. Wie zich onder de ontwikkelde menschen zou willen rekenen, koope dit boek (met de straks volgende 2 deelen). Het legt den grondslag voor verdere ontwikkeling en geeft aan iedere studie diepgang en bezonnenheid.


K. S.




Ds. J. Douma, Het woord des geloofs. Zeven preeken, Kampen, J.H. Kok, 1921.


Deze uitgave is allereerst jubileum-werk, want ze opent met de gedachtenispreek van den schrijver in verband met zijn zilveren ambtsjubileum. Daarbij geeft Ds. Douma nog 6 andere preeken. Zoo wordt deze uitgave ook in wijderen zin voor heel het gereformeerde publiek bestemd. Dat is ze waard. Ds. Douma is een man, die origineel is niet alleen in de vinding van sommige teksten (b.v. Jes. 3018, Ezech. 3611), maar ook in de uitwerking ervan; toch doet hij nergens moeite om zijn originaliteit te doen schitteren; hij blijft de ontvouwer van het woord Gods, dat hij zelf laat spreken, zonder dat de vorm en de inkleeding en de zegswijze van den prediker de benadering van het wezen van den tekst in den weg staan. Vacante kerken kunnen er ook van profiteeren, als ze een goeden voorlezer hebben; (maar die voorwaarde is er bij elke preek). De manier van behandeling is van dien aard, dat men ook al hoorende den gedachtengang bij een leesdienst kan volgen.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. ‘Preeklezen’, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 9 (1921v) 9 (21 januari 1922).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000