De hedendaagsche Protestanten
Verzorgen trouw hun catechisanten,
Bespreken hen in boek en krant.
Zij refereeren, debatteeren
Over de zaak van t catechiseeren
Tot heil van darmen catechisant.
Opdat men toch de catechese
Van hare tobberij geneze
Bespreekt men het princiep van Kant
Of van Rousseau of Montessori,
Opdat van heden de victorie
Beginne voor den catechisant.
En t calvinistisch protestantisme
Zoo wars van individualisme,
Leent ook zijn oor nu gansch galant
Aan ieder dominees-referaatje,
Aan elk artikel in t kerkelijk blaadje,
Gewijd aan onzen catechisant.
Ja zelfs, het blijft niet bij doleeren,
Niet bij een klagend redeneeren;
Want aan den gereformeerden kant
Gaan vaders, moeder, mannen, vrouwen
De handen steken uit de mouwen
Tot heil van hunnen catechisant.
Op, klink het, jongren! dHeidelberger
Herleve voor u! Niemand terge er
Naar Jong-Gereformeerden trant
De eeuwenoude reverentie
Voor t boek der vaadren! Geen clementie!
Nu naar uw leering, catechisant!
En als de zoon zegt: te didactisch
Is mij dat boek, dan komt heel tactisch
Vermanen den recalcitrant
De stem des vaders, die de doling
Wil weren van zijn zoon door scholing
In t leerboek van den catechisant.
Als dochter klaagt: zoo heel niet mystisch,
Zoo vreeslijk intellectualistisch
Praat preekerig de predikant,
Wanneer hij staat te catechiseeren,
Dan sust de moeder: ga nu leeren,
Niet altijd blijft men catechisant.
Maar, vader, gij, die prophylactisch
Het oude dogma o zoo practisch
Als tegengif voor het verstand
Van t kind begeert, tegen die snoode
Moderne leer, werkt mèt de mode
Mee, tegen uwen catechisant.
En, moeder, die zoo theoretisch
Uw dochter zegt, dat wij, niet ethisch,
Leven èn leer zien in verband,
Dat t leven op de leer moet gronden,
Zijt zelf, ik zeg t u onomwonden,
t Bederf voor uwen catechisant.
Uw kind doet dwaas; maar gij doet erger;
Want als de oude Heidelberger,
Door u geroemd naar ouden trant,
In nieuwe omlijsting wordt behandeld
In Zondagavondbeurt, dan . . . . wandelt
Gij als een spijblend catechisant.
En steeds, vóór elke catechisatie
Zegt gij met ouderlijke staatsie
Tot uwen zoon: Het werk aan kant;
De leer gaat vóór! Maar nu uw werken?
Ge vlucht uit alle avondkerken,
Voor t leerboek van uw catechisant!
Gij zijt wel vreemde moralisten,
O nieuwerwetsche Calvinisten;
Zes dagen luidt de leus constant:
Ter leer in t oude Heidelberg! en
Den zevenden mag t niemand vergen.
Het geldt alleen den catechisant!
Gij zijt wel vreemde apothekers,
Gij neo-calvinisten-kweekers,
Gij stopt uw nazaat in de hand:
Van zóóveel scrupels leer-capsules,
Maar voor uzelf . . . . maakt gij scrupules,
O voorzaat van den catechisant.
Praat nu maar over Montessori,
O catecheten; uw victorie
Begint en eindigt in de krant.
Want is uw leerling waarlijk snugger,
Hij lacht om looze leuzen; stugger
Wordt elken dag uw catechisant.
De catechismusprotestanten
Bereiden voor hun catechisanten
Nieuw medicijn naar ouden trant.
Maar de oudren smalen zóólang: t smaakt niet,
Tot t kind straks striemt: ook gij, gij ráákt niet
De ziel van uwen catechisant.
P.S. Voor ditmaal een kreupelrijm. Ik weet uit de allerbeste bron, dat de man, die het maakte, t heelemaal niet mooi of zoo iets vindt. Maar ik geef een plaatsje eraan alleen omdat, wanneer men t zelfde in proza zegt, het dàn in ieder geval onmiddellijk vergeten wordt.
K. S.