Prof. Dr. H. Bavinck †

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

8e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1920v
23 (geen paginering) (6 augustus 1921)

a



Nu is ook Prof. Bavinck heengegaan. Enkele maanden slechts na Dr. A. Kuyper.

De twee grootste theologen, die de gereformeerde wetenschap den laatsten tijd gehad heeft, die opnieuw leven hebben gebracht in de beoefening en de verdieping der gereformeerde Godgeleerde wetenschap, wij hebben ze moeten loslaten, nu God Zelf het verbond der gemeenschap tusschen hen en ons op andere wijze geregeld heeft — naar zijn eigensoortige ontwikkeling.

Wij hebben ons aan die gedachte moeten gewennen, reeds lang. Toch komt daar een gevoel van verlatenheid over ons, nu die twee zijn heengegaan.

Kuyper en Bavinck, ze waren beiden reuzen. Hun lidmaatschap van de Gereformeerde Kerken in een tijd, waarin de eigenaardige constellatie van het kerkelijk leven, een snelle opkomst beloofde aan wie boven het middelmatige uitstak, zou hen beiden reeds op den voorgrond geplaatst hebben, wanneer ze niet half geweest waren, wat ze werkelijk zijn geweest. Maar daar is niemand ooit verschenen, die hun glorie onder ons ooit heeft durven toeschrijven aan een vriendelijke speling van het lot. Torenhoog stonden ze boven anderen; wat ze geweest zijn, zouden ze ook geworden zijn onder ander gesternte, want het sieraad, waarmee God ze getooid had, maakte hun arbeid een begeerlijk bezit ook voor kringen, die over meerderen rijkdom beschikten dan het kleine, wegschuilende Gereformeerde groepje in de dagen van hun opkomst.

Prof. Bavinck was een ander dan Dr. Kuyper. God geeft trouwens nooit van één zijner schepselen copie. Maar door beider arbeid is de ééne gereformeerde theologie opnieuw een eereplaats verzekerd. En de Gereformeerde Kerken kùnnen bij hun graf niet samenvatten al den rijkdom, dien God in die twee haar verleend heeft.

Bavinck is gestorven, gelijk hij geleefd heeft, stil en eenvoudig, als geloofsman en als peinzend mysticus. O, als al de ongeschreven meditatiën van Bavincks laatste maanden eens voor ons lagen . . . . „O schat onvervalschter gebeden . . . .”

Men gebruikt sterfbedden niet voor strijdmiddel, noch in den aanval, noch ter verdediging.

Maar in een tijd, waarin van vele zijden betwist wordt de waarde van het tegenwoordige gereformeerde ken-leven voor welgetroost leven en zalig sterven, mag toch iemand, die gereformeerd is, God wel danken voor wat gezien is bij het sterfbed van Dr. Kuyper en bij dat van Dr. Bavinck. Daar is bij die twee de ontroering in het schouwspel van de kinderlijke ontlediging tot de vervulling met al de volheid Gods in Christus Jezus. En zoolang onze groote mannen voor onze oogen zóó sterven, zoolang zal daar miskenning zijn van het werk der genade Gods onder ons, als daar iemand bij hun scheiden vroeg, of daar nog wel een toekomst vóór ons ligt. God is groot en wij begrijpen Hem niet. Maar onder ons zijn Zijn gangen.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. ‘Onkiesch en erger’, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 8 (1920v) 23 (6 augustus 1921).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000