Van de Boekentafel

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

8e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1920v
14 (geen paginering) (2 april 1921)

a



C. de Vries, Gemoedsbezwaren. Met een inleidend woord van Prof. Dr. T. Hoekstra. — J.W. Snoek, 1920.


In onzen tijd wordt met het gemoed meer gerekend dan vroeger. Het wordt ook meer ontzien. Zoo komt een periode waarin het verstand weer heeft te vragen, in hoeverre het gemoed al dan niet mag ontzien worden. We noemen slechts den militairen dienst, het vervullen van den stemplicht door de vrouw, den leerplicht, de vaccinatie, de invaliditeitswet en andere dingen. Ieder kan weten, dat deze kwesties niet met een handgebaar zijn òp te lossen.

De in onze omgeving goed bekende Heer C. de Vries van Leerdam heeft in zijn werkje van 64 blz. de artikelen gebundeld, die in de Urker Courant aan deze onderwerpen door hem gewijd zijn. Dat uit Urk iets goeds kan komen, bewijst niet alleen de naam van den inleider, die het „voorwoord” schreef, doch het geheele werkje is een sprekend protest tegen wie Urk mocht aanzien voor het land van louter gemoed en gemoedsbezwaar. De heer de Vries weet helder te denken en goed te schrijven in rustig betoog. De schrijver zelf zal na eenige jaren van persarbeid niet meer hopen, dat ieder ’t met elk van zijn woorden eens is; die waan wordt elken scribent wel afgeleerd. Hij kan zich echter wel verzekerd houden, dat zijn werkje een gunstig onthaal vinden zal; een onderscheiding die het ten volle verdient. Vooral de bezwaarden zelf moeten nu eens niet decreteeren, maar eerst dit bezadigd woord gaan lezen. Dat is ook een eisch van een goed geweten.


K. S.




Karl Huszar, De Dictatuur van het Proletariaat in Hongarije. Voor Nederland bewerkt en met toelichtingen voorzien door Mr. H. Schaapveld. — Roermond, J.J. Romen & Zn. Prijs f 5.50.


Karl Huszar is oud-minister-president van Hongarije. Als iemand van zijn positie schrijft over het Bolsjewisme, dan kan men van te voren zeker zijn, dat hier niet de een of andere dilettant-politicus aan ’t woord is, maar een man, die politieke oogen heeft en het bolsjewisme weet te taxeeren. Bedenkt men dan bovendien, dat in Hongarije het Bolsjewisme op verschrikkelijke manier gewoed heeft, dan krijgt dit boek nog meer waarde. Hier is eindelijk iets, dat ge vertrouwen kunt. Niet een voos krantenberichtje, niet een verzameling van krachttermen van wie nooit iets van de dictatuur van het proletariaat gezien heeft, krachttermen, waaraan zich niet alleen voorstanders, doch ook tegenstanders der bolsjewiki bezondigen, maar een boek met officieele gegevens. En het allermooiste is dan nog, dat niet één man aan het woord is, doch dat het boek, volkomen systematisch, het bolsjewisme u doet zien, gelijk het zich naar verschillende kanten geopenbaard heeft, terwijl dan ieder hoofdstuk bewerkt is door iemand, die met dat bepaalde terrein, waarover hij schreef, volkomen op de hoogte is. In 18 hoofdstukken komen telkens verschillende menschen aan ’t woord, redacteuren, parlementsleden, rechters, ministers, bankinspecteurs, referendarissen, industrieelen, bisschoppen enz.; een „geestelijke élite van het Hongaarsche volk.” En als „dit boek de hellepoorten opent voor de oogen der wereld” (blz. 12) dan gebeurt dat niet met onbewezen redeneeringen. Het systeem der bolsjewiki wordt eerlijk onder de oogen gezien; hun gruwelen worden uit officieele gegevens zonder overdrijven geschilderd en de onvruchtbaarheid van hun praktijk ter bereiking van den heilstaat met de feiten bewezen.

Niet genoeg kan ik dit eerlijke boek aanbevelen. Al de bibliotheken van onze vereenigingen moeten het, om te beginnen, aanschaffen. En ook onze gezinnen zullen wèl doen, het in bevattelijken toon geschreven boek te koopen. Of willen we soms van het „waken en bidden” alleen maar ’t laatste behouden? De tijd dringt ons tot ernstige kennisneming. En wie nog vragen mocht waarom in een Kerkbode zulk een boek wordt besproken, die koope het onmiddellijk. Het ontroerende hoofdstuk over de Kerkvervolging zal hem wel antwoord geven op die vraag.


K. S.




Dr. H. Hoppeler, Het menschelijk lichaam, een sprake Gods. Uit het Duitsch vertaald door A. Dupont. J.H. Kok, Kampen 1920.


Dat dit werkje van 140 blz. ons geheel en onvoorwaardelijk bevredigt, zouden we niet kunnen zeggen. Wanneer uit de functie der spijsverteringsorganen b.v. als sprake Gods o.m. wordt afgeleid dat wij slechts door grondige bekeering en heiligmaking bekwaam worden tot het koninkrijk Gods en dat er een eenheid is der geloovigen; of als van de schildering van bloed en bloedvaten de toepassing is, dat „ons eigen wezen moet afsterven en de nieuwe mensch worden aangedaan”, dan hebben wij wel bezwaren, niet alleen om de willekeurigheid der „toepassingen” op de leer van al die lichaamsorganen en -verrichtingen, maar ook om de vergeestelijking of allegoriseering, die lang niet altijd streng-analogisch is en wel eens doet denken aan Coccejus, volgens wien een woord kon beteekenen al wat men er maar even uit „halen” kon.

Toch willen wij dit werk niet gaarne een plaats ontzeggen op onze christelijke boekentafel. Afgedacht van het feit, dat men dezelfde gedachten, als die de schrijver aan het menschelijk lichaam ontleent, met dezelfde logica aan de beschrijving b.v. van ’t krokodillencorpus en ’t muggenlichaampje kan vastknoopen, valt het niet te loochenen, dat één God en Vader de natuur en de genade heeft gewrocht en dat er dus dikwijls dezelfde wetten zijn voor stof en geest. Het boek geeft werkelijk soms prachtige opmerkingen over ons lichaam; het leert bewonderen en danken; het is de vertolking van een aanbidding, die wel waarlijk schriftuurlijk, maar desondanks al te weinig stuk van onze ervaring is. Als zoodanig van harte aanbevolen.


K. S.




Van den Heer J.N. Voorhoeve, uitgever te Den Haag, ontvingen we weder een zending van de Evangelisatie-Bibliotheek, die haar zesden jaargang ingegaan is. Het grootste werk was „Zonneland” door Kristina Roy. Wie dit werk leest met de vraag voor oogen, of het zich leent voor het doel van evangelisatie, kan niet anders dan bevestigend antwoorden. De tractaatjes, die we ontvingen zijn ook wel geschikt.

Voor den zesden jaargang staan op het programma behalve wat ik reeds genoemd heb een geschriftje onder den titel: „Zal het communisme ons den gewenschten vrede brengen?”, een werkje van Dr. H. Hoppeler, onzen lezers welbekend: „Van de onzichtbare dingen”, voorts een gekleurde tekstkaart, twee standaardteksten, 3 verhalen en 120 tractaten, waaronder 4 soorten van de hand van den Geref. pred. Ds. J. v.d. linden uit Den Haag. Sommige tractaten met plaatjes. Hoe het geschriftje over het kaartspel zal uitvallen, moeten we nog afwachten; daarbij hangt veel van de inzichten van den schrijver af.

De Evangelisatie-Bibliotheek van den heer J.N. Voorhoeve doet nuttig werk. Adres van den uitgever, Dunne Bierkade 17, ’s Gravenhage.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000