Ben ik wèl ingelicht, dan . . .

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

8e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1920v
13 (geen paginering) (19 maart 1921)

a



In de Reformatie schrijft Prof Dr. Hoekstra over de reformatie van de catechisatie. b In het artikel van het nummer van 11 Mrt. 1921, trof mij deze volzin: „Ben ik wel ingelicht, dan is hier en daar de catechese veel te intellectualistisch”. Prof. Hoekstragelooft”, dat „sommige catecheten op dit punt reformeerend in hun onderwijs moeten ingrijpen”. c

Deze uitlatingen troffen mij — door hun groote voorzichtigheid.

Wij leven in den tijd van groote gebaren en van groote woorden. In den tijd van gegeneraliseer zonder einde.

Wij leven in den tijd van statistiekloos constateeren. Tenminste in de zaken van kerk en religie. Er zijn tegenwoordig specialiteiten, die alles weten.

De een weet tegenwoordig, hoe er door de dominees gepreekt wordt; en mogelijk heeft hij er maar een paar gehoord. Een andere weet, dat de nooden van onzen tijd door de kerk in de prediking worden verwaarloosd, en mogelijk komt hij ongeregeld in de kerk en ziet ge hem nooit, wanneer de dominee, bij de altijd zegenrijke catechismusprediking gelegenheid heeft om te spreken over die dingen, die in een morgenbeurt niet altijd kunnen worden behandeld. Een derde weet, dat de schare gemorphineerd wordt, al is hij ook een prediker, die elken Zondag zichzelf en niemand anders hoorde en op de predikantenconferenties schitterde door afwezigheid. En zoo weet ieder wat. Menschen, die hoogstens af en toe een knipsel uit ’n kerkbode onder de oogen krijgen, weten, dat de kerkbodes ketterjagende, achterlijke, schreeuwende prulblaadjes zijn. Jongelui, die de catechisatie stelselmatig verzuimen, weten, dat de catechisaties zoo vervelend zijn, omdat de dominees nooit ingaan op belangstellende vragen. Enzoovoort. Altemaal helden met een wereldblik. Altemaal overzichtschrijvers.

Ik heb me dikwijls afgevraagd, hoe al die menschen aan die wijsheid kwamen. Ik weet niet, hoe er door de dominees gepreekt wordt, want precies als 99% van mijn collega’s hoor ik alleen mijzelf. Ik vind het ontzaglijk moeilijk, een algemeene oordeelvelling te geven over heerschende stroomingen in een kerkelijk leven, waarvan geen statistische gegevens op deze punten ooit verzameld zijn en waarvan ik alleen, wanneer ik zoo te hooi en te gras informeer, den altijd sterkeren indruk krijg, dat er wel veel variatie, doch nog volstrekt geen eentonigheid en eenvormigheid is.

En nu ben ik zoo blij, dat een man als Prof. Hoekstra aan al die generaliseerende groote-woorden-werpers een voorbeeld geeft in voorzichtigheid. Een professor, die nog al eens reist, en nu eens hier, dan daar preekt, is nog het best in staat zich een algemeenen indruk te vormen, niet van een bepaalden kring, doch van het kerkelijk leven in ’t algemeen. Hij kan dat beter dan dominees;, die op één plaatsblijven en beter dan jonge en oude kritikasters, die slechts in eigen huis of vlak daarnaast hebben gezien. En tegenover de vele weters staat nu de professor, die „gelooft”. Tegenover de menscnen, die zeggen: zóó is het in de kerken, staat de hooggeleerde, die spreekt van „sommige” catecheten. Tegenover de velen, die, hier en daar komende, beweren dat het zóó en zus overal is, staat de overal komende professor, die eindigt met een „hier en daar”. Tegenover de velen, die constateeren zonder inlichtingen, staat de hooggeleerde, die voeling houdt met de schare, en die zich eerst laat „inlichten”, en dan nog slechts voorwaardelijk oordeelt.

Alleen wezenlijk geleerde menschen zijn bescheiden, ook in hun critiek. Groote woorden verraden meestal kleine kennis van zaken.

Critiek is óók arbeid.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Tjeerd Hoekstra (1880-1936), ‘[De] Reformatie van de Catechisatie’ I-IV (Kerkelijk Leven) De Reformatie 1 (1920v) 23-26 (4 – 25 maart 1921).

c. Vgl. de context a.art. II (De Reformatie 1 (1920v) 24,183c):

„Het onderwijs moet gericht worden op een praktisch doel en praktisch van aard zijn.

Nu geloof ik, dat sommige catecheten op dit punt reformeerend in hun onderwijs moeten ingrijpen. Ben ik wel ingelicht, dan is hier en daar de catechese veel te intellectualistisch. Op de catechisatie wordt de les overhoord, de te behandelen stof verklaard, en daarmee is ’t afgeloopen. [...]”







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000