Groote woorden

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

8e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1920v
12 (geen paginering) (5 maart 1921)

a



Ds. G. Wisse, beroepen Christelijk-Gereformeerd predikant, houdt een rondreis door het land en vertelt overal kwaad, veel kwaad, van de Gereformeerde Kerken. Hij doet dat buiten haar eigen terrein, want onder gereformeerden spreekt hij niet. En hij gebruikt zeer groote woorden: methodisme, formalisme, farizeïsme, fanatisme. Om van de rest maar te zwijgen.

Nu zijn het meestal de beste tijden niet voor iemand, als hij groote woorden gaat bezigen.

Het was niet de beste tijd van Simon Petrus, toen hij begon zich te vervloeken en te zweren: ik ken den mensch niet b.

En het is ook thans de beste tijd voor Ds. Wisse niet, nu hij, blijkens de bladen 1) ongeveer hetzelfde doet en zegt, dat, indien hij hier stond te liegen, hij waard was, dat God hem hier doodde. ’k Denk, dat Simon Petrus ook zoo gesproken heeft.

Ik weet, dat ik hier verschrikkelijke dingen neerschrijf.

Maar men kàn niet eischen, dat onze pers zwijgt.

Want niet alleen hebben wij den plicht, ons te verweren tegen den man, die zijn daad verdedigt niet met argumenten uit de Schrift, doch door ze te hullen in een stralenkrans van vroomheid en verborgen beleving; doch, ook wie niet in den strijd gewikkeld is, moet wel komen tot een protest tegen een dergelijke handelwijze.

Een protest om Gods wille.

Een protest om den wille van den Heiligen Geest.

Want in zijn ijver streeft Ds. Wisse zichzelf voorbij. En hij gebruikt gróóte woorden. Ook in de verloochening van wat hij vroeger uitgaf voor het werk van den Heiligen Geest.

Want hetgeen vroeger volgens Ds. Wisse de Heilige Geest hem leerde, dat werpt hij nu van zich als „oude plunje”.

Ds. Wisse verloochent niet Ds. Wisse. Hij doet erger. Hij zegt: „ik ken niet”. Dat is zijn groote, zijn verschrikkelijk groote woord.

Toen Ds Wisse in Leiden gereformeerd predikant was, heeft hij gewerkt voor de plaatselijke vereeniging met de kerk, die uit de doleantie ontstaan was. Blijkens een, in waardigen toon geschreven artikel van Ds Laman, 2) heeft Ds. Wisse toen verklaard, dat de Heilige Geest hem had doen zien, dat hij moest ijveren voor de ineensmelting. Dat was hem van boven geopenbaard. Trouwens, Ds. Wisse heeft in die dagen zelf laten drukken, dat hij, als hij naar het vleesch oordeelde, geen sterk voorstander was van de samensmelting; maar: dit was hem tot schuld geworden. Om des beginsels wil durfde Ds. Wisse niet langer zich verzetten. Gods eisch woog hem nu zwaarder dan al het andere. Nietwaar, zulke taal zegt ronduit: mijn ijveren voor ineensmelting is „naar den Geest”.

En als Ds. Wisse nu, waar hij precies den tegenovergestelden kant uitgaat en die ineensmeltingsdaad publiek herroept, maar eenvoudig zei: ik ben van meening veranderd, nu, misschien zouden we dan zwijgen. Een karakter is zeer gecompliceerd.

Maar Ds Wisse gebruikt groote woorden, die benauwen.

Hij zegt nu in Apeldoorn, (waar onder zijn gehoor zitten de mannen, die de ineensmelting den grooten jammer voor de kerk gevonden hebben) dat men in de Gereformeerde kerken hem bestrijdt met zijn „oude plunje”. Maar die oude plunje aanvaardt hij niet. Hij rekent alleen met het heden. Wat hij vroeger schreef, is niet meer dan „oude plunje”. 3)

In deze woorden is helaas één ding maar al te waar: Ds. Wisse rekent alleen met het heden.

Toen hij in het heden stond van den ineensmeltingsijver, was het de Heilige Geest, die hem leidde.

Thans, nu hij afbreekt, wat toen gebouwd werd, is het weer de H. Geest, die hem leidt. En het voorgaande is oude plunje.

Ik zeg niet: Ds. Wisse liegt.

Ik zeg ook nog niet: Ds. Wisse herinnert ons aan Simon Petrus, door zijn zeggen: ik ken dien Heiligen Geest van toen niet; een zeggen met onnoodig zweren.

Maar ik zeg, dat Ds. Wisse, als dat werkelijk zijn ervaring is, toch eerlijk bang moest durven zijn.

Bang voor een tweede vergissing.

Want op zijn standpunt heeft hij toch aangezien voor Geestesdaad, wat nu niet meer is dan „oude plunje”. De Geest Gods sprak in Leiden: bind samen. En dezelfde Geest sprak in Driebergen: ontbind? En wie waarborgt nu Ds. Wisse, dat hij na zooveel jaren, wat hij thans als openbaring Gods uitgeeft, niet opnieuw met een beroep op dienzelfden openbarenden Geest als oude plunje verwerpt?

Ds. Wisse zei in Leiden: mijn ernstig gebed, mijn eenzame worsteling met God heeft me geopenbaard: zóó moet het.

Thans zegt hij: het moet precies andersom.

Toen: de Heilige Geest kwam tot mij.

Nu: oude plunje.

Tusschen toen en nu liggen vele jaren. Maar voor God, voor Wien duizend jaren als één dag zijn c, gebeurde dat alles vandaag.

Zie, als ons dergelijke dingen gebeuren, dan is het tijd niet voor een spreekreis, maar voor zelfinkeer. Dan komt de vraag, niet naar groote woorden, want die mochten den Geest eens te kort doen, doch naar een objectieven maatstaf van waarheid en leugen, van Geestestaal en eigen fantasie.


Ik weet, dat als ik over die dingen schrijf, misschien weer enkele personen boos zullen worden. Ik weet, dat ik de kans beloop, opnieuw op de een of andere Christelijk-Gereformeerde meeting met Jan Rap en zijn maat te worden tentoongesteld als spotter; want Ds. Wisse heeft, zonder ooit een woord met mij te wisselen, beweerd, dat mijn meditatie over Psalm 17 : 3 in deze Kerkbode d een spotten was met Zijn preek over dienzelfden tekst.

Ik waag het erop. Onze lezers kunnen trouwens weten, dat ik, wanneer ik glimlachen wil, geen bijbelteksten gebruik.

Het zij zoo.

Want tenslotte spreek ik over Ds. Wisse alleen, omdat ik wel iets geloof van zijn triomfantelijk beweren, dat er in onze kerken menschen zijn, die worstelen met hetgeen hem bezighoudt.

Ik schrijf voor die menschen.


Ik wil ze, zonder eenig leedvermaak, wijzen op Ds. G. Wisse en zeggen: als gij worstelt, doe het dan met andere wapenen. Ga naar de Schrift. Doe niet mee met hen, die spotten met den Heiligen Geest. Heilige Geest — dat is een geweldig woord. Dat is een naam om voor te huiveren. Belijd, dat die Heilige Geest in alle waarheid wil leiden, maar nooit buiten Zijn Woord om. Erken, dat gij, indien Hij in u wonen wil, staat voor een wonder. Het wonder van de indaling des Geestes. Want toen Gods Zoon inging in de menschelijke natuur, toen was die menschheid van Christus zondeloos. Maar als de H. Geest ingaat in uw hart, dan blijft uw hart zondig, leugenachtig, verkeerd. Dan is daar dus de aanraking van Waarheid en leugen, van Geest en vleesch, van Heiligheid en enheiligheid. En daarom moet er geschift worden. Gij moet naar het Woord terug. Want om te weten of de Heilige Geest in mij getuigt, dien ik te weten of Gods Woord daarmede overeenstemt. Anders komt het tot verwarring. Dan dankt men vandaag voor een openbaring des Geestes en morgen werpt men ze in den hoek als oude plunje! En de H. Geest is geen middel om kritiek te ontgaan. Hij is één.


K. S.




1. Blijkens een verslag in de N.Prov. Gron. Crt.; vergelijk een artikel van Ds. Laman, in hetzelfde blad, overgenomen in De Bazuin, 26 Februari 1921.

2. De Bazuin, 26 Februari 1921.

3. Nieuwe Apeldoornsche Courant, 2e blad, 25 Februari 1921.




a. Opgenomen in OWK II,54-57.

b. Vgl. Matteüs 26:74; Marcus 14:71.

c. Vgl. Psalm 90:4; 2Petrus 3:8.

d. Vgl. ‘Des nachts onderzocht’, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 8 (1920v) 9 (22 januari 1921).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000