De Gereformeerde Kerk(en) en de gezangenqu(a)estie

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

8e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1920v
4 (geen paginering) (13 november 1920)

a



Er bestaat een blad: De weegschaal des Woords. Het wil zijn een „weekblad ter verbreiding der Gereformeerde waarheid”. Redacteuren en medewerkers zijn allen leden der Ned. Herv. Kerk en wonen voorts in Lunteren, Montfoort, IJsselstein, Lopik, Jaarsveld. Deze plaatsnamen zeggen den ingewijde al genoeg omtrent de richting van het blad.

In no. 5 van den 2en jaargang komt onder den titel „De Gereformeerde kerk en de Gezangenquestie” een artikel voor van Ds. J.J. Timmer te Montfoort.

In dezen titel heeft òf de schrijver òf de zetter tweeërlei fout gemaakt. Maar in elk geval zijn die fouten profetisch en symbolisch.

Allereerst toch heeten wij niet „de Gereformeerde kerk”, maar „de Gereformeerde kerken”. Wij heeten zoo met opzet. Daar zit een principe achter. Maar óf de schrijver òf de zetter hebben dat ditmaal uit het oog verloren. En deze vergissing in het opschrift boven het artikel verklaart het heele artikel zelf. Want de schrijver vindt het zeer inconsequent, of, gelijk hij het zegt „inderdaad treffend”, dat in de gescheidene kerken (later staat er weer: de Gereformeerde kerk) gevraagd wordt om gezangen. Terwijl Ds. Hendrik de Cock op de meest heftige wijze de gezangen uitschold, daar gaan de hedendaagsche gereformeerden weer gezangen begeeren. „Vindt ge dat niet treffend, lezers”?

Neen, redacteur, dat vinden wij heelemaal niet treffend. Want toen de Cock klaagde over de gezangen, toen klaagde bij over gezangen van de Ned. Herv. Kerk (enkelvoud). En als wij straks gezangen krijgen, dan zijn dat de gezangen van de Gereformeerde kerken (meervoud). Dat maakt een geweldig verschil. De bundel, dien de Cock uitschold (ten onrechte hoor!, en veel te scherp) was van boven af opgelegd. Daar hadden de plaatselijke kerken niets aan mee kunnen doen. Ze moesten en ze zòuden hen zingen, zoo luidde het bevel van de kerk aan de kerken, of liever aan de gemeenten. Maar als wij gezangen krijgen, dan is dat gevolg van het eendrachtig samenwerken der kerken. Dan komt van die plaatselijke kerken zelf de roep om nieuwtestamentische liederen. Dan wordt ons geen enkel gezang van boven af opgelegd. Dan kunnen wij zelf vrij kiezen, wat ons wèl, en wat ons niet goed dunkt. Dan is daar een eendrachtig samenwerken van de kerken samen. De synode van de Herv. Kerk legt op, wat de gemeenten volstrekt niet begeeren; maar de synode van onze kerken voert uit, wat de kerken zelf willen. Ze doet aan niets, dan aan wat die kerken zelf op haar agendum plaatsen. En daarom is het heelemaal niet treffend, maar heel doodgewoon, dat de Gereformeerde kerken weer eens gezangen overwegen. Het hoofdbezwaar van de Cock is totaal vervallen.

Weet Ds. Timmer dat, of weet hij het niet?

Laat ons, met het oog op zijn eerste fout in den titel, hopen, dat hij daaraan niet gedacht heeft. Maar hem tegelijk bescheidenlijk herinneren, dat volksvoorlichting toch nog wat anders is.

Er zit evenwel nog een tweede fout in het opschrift, dat boven het gewichtig artikel prijkt. De schrijver spreekt van de gezangenquestie. Nu kan men het latijnsche woord „quaestio” in onze taal weergeven òf als „kwestie” (heelemaal op z’n hollandsch) òf als „quaestie” (de oorspronkelijke schrijfwijze handhavend). Maar als men de letters qu behoudt, en dan questie schrijft dan herinnert men aan het latijnsche woord questio. En dat beteekent: geklaag, gejammer, gejeremieer. Bij Cicero beteekent het het geklaag van den volksredenaar, die met veel erbarmelijkheid de volksgunst wil winnen, niet zoozeer door steekhoudende argumenten, maar door meelijden wekkend gebaar; door de pose van den klager.

Ik wil niet ondeugend zijn; maar soms moet men het wel eens zijn; ’t kan in enkele gevallen de beste beantwoording zijn van artikelen als het hier bedoelde.

Want wat ook de heer redacteur over de gezangen schrijft, het is heelemaal geen behandeling van een quaestio, van een vraagpunt, dat onderzoek, ernstige bestudeering vraagt; doch het is op ende op questio; gejeremieer, oratorisch geklaag voor het licht te overreden volk.

Werkelijk, Ds. Timmer noemt geen enkel argument, dat hij tegen de gezangen inbrengt. Niet een! Alleen hooren wij, dat de Cock er op schold. Maar de Cock is niet de vader der Gereformeerde Kerken; ook is er niemand onder ons, die hem onfeilbaar verklaren wil; en als Ds. Timmer misschien met de Cock en zijn woorden ons tot bekeering roepen wil, nu . . . . dan hebben we ook wel een citaatje, waarmee Z.Eerw. eens in de stilte mag gaan.

Maar is dàt nu debatteeren?

Is dat volksvoorlichting?

Is dat quaestie of questie? Geredeneer of geteem?

Voorts bespreekt Ds. T. in één adem met de gezangenquaestie het Neo-Calvinisme, de Ethisch Gereformeerden, ds. Netelenbos, de toenemende verslapping van leer en kerkelijk leven bij ons, alsmede de verwatering der leer. Al dit moois onder het hoofd: de Gezangenquestie!

Ja, precies, questie! Volksgunstwerving, laat ons hopen, onbewust. Maar wie kranten schrijft, moet ook aan quaesties doen. De breede schare zucht natuurlijk eens diep en klaagt weer eens wat, en daarmee hebben de gereformeerde kerken weer afgedaan. Maar gij, gij, Ds. T., kunt gij ook maar één bewijs noemen, om aan te toonen, dat de roep om gezangen bij ons kenteeken is van verwatering en verval? We laten den dooden Dr. Kuyper hier bij deze onverkwikkelijkheidjes eerbiedig rusten; maar daar is nog een andere grijze: durft gij, Ds. T., prof. Lindeboom, die óók voor gezangen ijvert, en dat met jeugdig vuur, ook al in één adem noemen met Neo-Calvinisme, Ethisch-Gereformeerden, verwatering en verslapping? Durft gij dat, om ons bij de ouderen te bepalen, van wie ge misschien wel eens notitie genomen hebt?

En het fraaiste is, dat in deze questio, in dit jeremieerend artikel, de wetenschappelijke humbug staat, dat „deze dingen”, de overgeblevenen in de erve onzer vaderen versterken zal in hun meening, dat ook de afscheiding de weg niet was, die tot het beoogde doel heeft geleid.

Questie! Volks-logica! Oratorie!

Maar quaestie, ’n erngstige redeneering, ho maar!

Heer redacteur, dat afscheiding de weg zou zijn, was niet de opinie van de Cock, noch van Dr. Kuyper, maar van de Herv. Kerk. De Cock heeft gepleit in de kerk, maar ook geweigerd te doen, wat zijn pleitende mond veroordeelde. Hij is niet weggegaan maar weggejaagd. Is u vergeten de dragonders, de gevangenisstraf, de geldboeten, de mishandelingen?

Afscheiding is de weg niet. Werkelijk niet.

Wat de weg is? Precies, altijd en overal doen, wat Gods gebod voorschrijft. Nooit iets zelf mee helpen doen, nooit een zaak met uw verantwoordelijkheid dekken, waarvan ge in ontelbare questies (e, niet ae) den volke verteld hebt, dat ’t Sions breuke (stomme e niet vergeten, o zetter) verkondigt. Dat is de weg. In dezen kan de brochure van Prof. Visscher: „Tijd rijpt” b nog veel leeren.

Als menigeen van Ds. Timmers geestverwanten van de questie, van het ach en wee-geroep, nu eens een ernstige quaestie maakt, en de daad voegt bij het woord . . . . dan verzeker ik, dat ze gauw buiten de kerk staan. Misschien zullen ze nog eens in de kerken eenparig gekozen gezangen meezingen.

Ik heb er over gedacht, het artikel van ds. T. niet te beantwoorden. ’t Is niet goed, zegt mogelijk iemand, weer eens te gaan vechten. Ik houd er nu in dit geval zelf ook niet van. Deze dingen zijn al duizendmaal gezegd. Maar wie de gevoeligheid kent van het breede publiek voor dergelijke niets zeggende artikelen, die kan ’t, uit liefde voor zijn eigen kerkverband en uit protest tegen dergelijk onzinnig ach-en-wee-geroep, tegen dergelijke weeë gezangen-questie, niet nalaten, dergelijke krantenschrijvers beleefd te verzoeken, nu eens ernstig in te gaan, voor het front van zijn eigen volk, op de gezangen-quaestie. Anders zwijge men. Dat is geen volksvoorlichting. Dat herinnert aan Cicero. Dat is geen wegen met de weegschaal des Woords, noch met de weegschaal der historie, noch met de weegschaal der rede. Dat is alleen maar wegen naar de weegschaal der populaire dwaalbegrippen. ’t Is eigenlijk geen wegen, maar praten, zoo maar wat.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Hugo Visscher (1864-1947), Tijd rijpt. Gemeente Gods of reglementaire kerk: een woord naar aanleiding van de modis vivendi, Utrecht (Willemse) [1916].







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000