Naschrift (bij ingezonden)

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

7e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1919v
nummer 14 (geen paginering) (17 april 1920)

a



Aan de Kerkeraden der Geref. Kerken.


Weleerw. en Eerwaarde Broeders,


Welwillende beschikking der Redactie biedt mij de gelegenheid nogmaals voor de kerk van Elst Uw aandacht te vragen.

Aan de herhaalde bede om een collecte te houden is, buiten de classis Arnhem, in ’t geheel door 39 kerken gehoor gegeven, terwijl 7 kerken ons een gedeelte eener collecte deden toekomen. Er is van de benoodigde f 15000 ongeveer f 6800 bijeengebracht. Zouden nu de kerken niet kunnen en willen medewerken om bijv. f 10000 bijeen te brengen? Dan blijft de financiëele last voor het kleine groepje te Elst nog zwaar genoeg, te meer daar voortaan jaarlijks f 50 meer aan pastorie-huur moet worden opgebracht.

De Kerkeraad van Elst kan dus op de resultaten van zijn steunaanvrage nog niet met de zelfde voldoening neerzien als bijv. de Geref. Jong. Bond of Kootwijk. Ja, ik weet wel, dat het bouwen van een kerkje in de Betuwe lang niet van dezelfde beteekenis is als het „Uitbouwplan”; en dat (Dr.) De M(oor) in „N. Holl. Kerkblad” naar waarheid opmerkte: „Elst is niet zoo bekend als Kootwijk, en heeft niet zulke oude brieven” — toch geldt nog onveranderd wat Ds. Schouten in de „Geld. Kerkbode” schreef:

„De Classis was van oordeel, kennende de toestanden in de Betuwe, dat onverwijld tot bouwen moest worden overgegaan. Zij gaf dit advies in de stellige verwachting, dat de kerken in de Provincie en in het Vaderland, wanneer zij van den ernst van den toestand overtuigd bwaren, krachtigen steun zouden bieden . . . Als onze kerken de positie van Elst maar goed begrijpen, dan twijfel ik er geen oogenblik aan, of zij zullen eene collecte voor haar houden . . . Alleen als iedere kerk aan dit dringend verzoek voldoet, zal de kleine kerk van Elst in staat zijn het hoofd boven water te houden”.

Stellig zal ook Dr. de M. zijn vroegere woorden herhalen: doch Elst verdient niet minder geholpen te worden”.

Ik geloof, dat zoo gij de gemeente in de gelegenheid stelt voor onzen kerkbouw iets af te zonderen, zij zich niet onwillig zal betoonen. Mag ik U langs dezen weg nogmaals dringend verzoeken de zwakke zusterkerk van Elst te helpen met eene collecte? Met dit, zoo mogelijk, spoedig te doen, zoudt U de zorgen verminderen voor de vele uitgaven, waartoe de Kerkeraad nog verplicht is.

Het zou niet tot eere van de Geref. Kerken zijn, zoo deze 4e Geref. Kerk in de Over-Betuwe moest kwijnen of verdwijnen. Dat U wilt medewerken om, onder Gods zegen, dit kwaad te voorkomen, blijke weldra uit de postwissels, geadresseerd aan den Scriba des Kerkeraads, br E. Bijlsma of aan

Uw dw. br. in Chr.,

S. de Vries,

Geref. Pred.

Elst (Gld.), 23 Maart 1920.

Mogen we nogmaals Elst aanbevelen?

Kan in de classis niet gedaan worden, wat in Gorcum gebeurd is: een open-schaal-collecte?

’t Resultaat was bij ons verrassend. En Elst mag niet blijven kwijnen.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. ‘Naschrift (bij ingezonden)’, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 2 (1919v) 2 (25 oktober 1919).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000