Tegenstelling

Gereformeerde Kerkbode van Delft

13e jaargang
1925v
18 (geen paginering) (4 juli 1925)

a



De volgende feiten spreken:

1. Ds. P. Zandt is candidaat van de Staatk. Geref. Partij, die overal rondgaat om te spreken voor de verkiezingen, maar die, als de beurt aan Delft komt, zich terugtrekt en in eigen plaats zijn politiek „licht” niet op den kandelaar zet, zelfs niet in een veilige vergadering zonder vragen en zonder debat.

2. Ds. T.J. Hagen is candidaat van niemand, maar wel o.m. leider van een evangelisatiewerk, dat door Ds. Zandt is doodgeverfd als „remonstrantsch”; op den avond na de verkiezing spreekt bij, tegenover de vijanden van ons geloof een dankbaar en belijdend woord op straat, waar elke minuut de felste tegenstanders met vragen en debat en ook bedreiging komen.

Wij merken dit op, niet om ds. Zandt als collega onaangenaam te zijn, ook niet om stemmen te werven, (dat kan niet meer), maar om de politieke loopbaan van een woordvoerder der Staatk. Geref. Partij op het punt van de „vrijmoedigheid” in het positieve te toetsen aan die van één der ook door hem gescholdenen. De vergelijking treft niet den predikant collega, maar wel den politicus, die de vreeselijke rol heelt aanvaard van „aanklager der broederen” te zijn.

Want deze aldus gecombineerde feiten zeggen op zichzelf weinig of niets. Maar ze gaan wel spreken voor wie ook zonder deze feiten overtuigd was:

1°. dat de actie der Staatk. Geref. met „profetieniets gemeen had; want profeten trekken niet alleen naar buiten, maar spreken allermeest in hun naaste omgeving; terwijl ds. Kersten in zijn naaste omgeving vrouwen helpt bij de stemming (zie o.m. Rotterdammer, artikel van ds. Meijer) en ds. Zandt aldaar zwijgt.

2°. dat een antirevolutionair, die tegen de groote vijandschap getuigt uit eigen positief beginsel méér waardeering verdient dan een staatk. geref., die naar buiten nog niets in het publiek positief deed tegen de geestelijke worsteling der tijden, maar die ineens wakker werd, toen er in het kleine negatief viel aan te klagen.

De Staatk. Geref., die zelf zoo vaak argumenteert met de bevinding en het gemoedsleven van haar sprekers, zal niet kunnen verhelpen, dat ook een ander eens op die manier nadenkt over het bevindelijke leven van ds. Hagen, die in Delft tegenstanders in hun gezicht aanpakt en van ds. Zandt die aldaar in veilige vergadering zwijgt. Moet men om zulke „profeten” te verkrijgen scheuren gaan, dan is het offer groot. Al te groot. Want dit kleine voorval is één der vele illustraties hiervan: dat er menschen opstaan, die zelf nooit een verantwoordelijke taak hebben aanvaard naar buiten, en die nu, behalve tegenover enkele doode, zoowel tegenover de meeste doode als tegenover haast alle levende medechristenen zich bezondigen aan het woord: doet Mijn profeten geen kwaad. En als de heeren Kersten en Zandt den moed hadden om eens rustig te debatteeren, zou het de moeite loonen, deze kenschetsing van hun werk nader te staven met bewijzen.


P.S. Ds. Hagen weet van dit artikeltje niets.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000