Christus’ bewuste keuze van den drinkbeker des doods

Gereformeerde Kerkbode van Delft

13e jaargang
1925v
1 (geen paginering) (7 maart 1925)

a



En zij gaven hem gemirreden wijn te drinken, maar hij nam dien niet.

Marcus 15 : 23.


Wat men Jezus Christus aan het kruis te drinken wilde geven, was niets anders dan een verdoovende drank. Het nemen van den drank der bedwelming zou dwaasheid zijn geweest voor Jezus; dat is zoo. Maar daarmee is niet alles gezegd. Het blijft voor hem een zonde. Een zonde is het, als hij zelfs poogt, zich te verdooven. Een zonde, als hij in een roes de helsche smarten wil tegenvaren. Een zonde, wanneer hij op zijn gang naar het heilige der heiligen in den tempel des rechts zich eerst . . . zou bedrinken. Loodzwaar moet in dien somberen gang naar de vierschaar Gods elke stap zijn; hij bedwelme daarom zich niet.

Nietwaar, nu verstaat gij het wel, dat alles hier op ’t spel staat. Eén dronk met zondigen hartstocht — en . . . wij zijn verloren, verloren door een middelaar, die in het laatst zijn roeping ontrouw werd.

Doch God zij gedankt, Jezus heeft niet gedronken. Aanbid hem dan. Zie zijn volstrekte gehoorzaamheid, Let er op, hoe onmiddellijk Hij weet, wat hem te doen staat. Want het ging alles zoo haastig toe. Jezus heeft reeds even geproefd van den beker; nog één seconde, nog één haastige beweging en — hij is geledigd. Maar die ééne seconde komt niet! Jezus heeft reeds beslist. Ziet ge nu wel, dat deze tweede Adam de wet niet maar van buiten heeft geleerd, doch dat hij ze in zijn ingewand draagt?b


Zijt ook gij bij degenen, die voor deze keuze Christus komen danken? Toen in de woestijn de honger hem niet verleid had tot zonde, toen kwamen de engelen en de wilde dieren en ze dienden hemc; de wildernis werd een paradijs, in momentopname. ’t Is thans de ure der hel, geen stonde voor een paradijs. Maar straks zal ook deze helsche wildernis voor een hemelsch paradijs moeten plaats maken. En Jezus, die thans door den dorst niet werd verleid, hij wordt straks na zijn victorie wéér gediend; doch nu gaat een moordenaar, een mensch, hem huldigen in zijn paradijs — thans geen momentopname meer. Die eene wilde mensch is Jezus meer waard dan alle wilde dieren, dan alle engelen saam. Komt ook gij aanbidden, gij en de dieren en de engelen?

En — heeft zoo groote liefde ook uw vertrouwen gewekt? Daar zijn er duizenden, die u zeggen lief te hebben, maar de menschen verwarren de liefde vaak met den onstuimigen roes der liefde. Daarom zijn menschelijke „liefdedaden” wel eens wat slordig toebereide offers. Soms zijn ze in ’t geheel geen offers. Eén is er evenwel geweest, die, toen van zijn liefde het grootste offer gevergd werd, niet in een roes heeft gehandeld, een roes, die het offer zijn waarde beneemt, doch in klaar bewustzijn. Waag het niet, die liefde te vertrappen. Beleedig ze niet, door in wantrouwen of ongeloof er kwaad van te zeggen. Waarom zou Jezus ànders den verdoovenden wijn geweigerd hebben, dat drabbige bezinksel van helsche vinding, dan om eenmaal den klaren wijn van de opperste vreugde der liefde in het helderste weten der liefde te drinken, ook met u?

En dan eindelijk — volg hem, volg hem óók in zijn lijdensweg. Satan heeft het hier gezien, dat het Jezus ernst was met de bede van Gethsemane: „indien het mogelijk is, o Vader, neem weg dien drinkbeker”. Maar hij heeft eveneens aanschouwd, dat het óók ernst was, toen Jezus daaraan toevoegde: „niet mijn wil, maar uw wil geschiede”d. Deze tweede begeerte was eigenlijk Jezus’ eerste en diepste begeerte, al sprak hij het laatst ze uit; wat satan als bij-zin hoorde, was door Jezus bedoeld als hoofdzin. En bij u dan? Is ook in uw strijd de uitroep der berusting niet maar iets fraais, niet maar een opsiersel van uw gebed, maar is dat uw gebed zelf?

Indien ge dat waarlijk meent — zet dan ook gij op uw wijze den beker met gemirden wijn op zij. Zie gij, op uw wijze, óók de werkelijkheid onder de oogen. Nog zijn daar duizenden, die met gretige hand den beker der verdooving satan grissen uit de hand. Niet zien, niet weten, niet denken aan zonde, aan dood, aan lijden, aan vloek. — Maar alles begraven achter ’t dichte scherm. De roes in ’t leven! Dwaasheid! Wie hier den gemirden wijn van satan aanneemt, die wete, dat er geen druppel van overblijft aan de overzijde van het graf. Geen verdooving na den dood!

Gaan ook wij dan, naar de mate onzer krachten, bewust den lijdenstempel in. Daar zal niemand het heiligdom der smart doorgaan met ontvankelijke ziel, of hij komt er gezegend uit. Wie onbeneveld de zonde onder de oogen ziet, de zonde en haar straf, die zal ook met helderen geest, zonder de omneveling van vervagend bewustzijn, vernemen de klanken des vredes.


K. S.




a. Bewerking van een onderdeel van: ‘Christus’ bewuste keuze van den drinkbeker des doods’, Menigerlei Genade 9 (1919) 46,721-736. Opnieuw gepubliceerd als ‘Bewuste keuze’, Delfshavensche Kerkbode 6 (1928v) 295 (22 september 1928).

b. Vgl. Psalm 40:9.

c. Vgl. Matteüs 4:11 par.

d. Vgl. Matteüs 26:39 par.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000