Voor onzen Feestdag

Gereformeerde Kerkbode van Delft

12e jaargang
1924v
37 (geen paginering) (8 november 1924)

a



Men behoeft nog niet van dikke woorden te houden, om de week, die aankomt, voor ons kerkelijk leven een feestweek te noemen en de twee dagen, die ons met kerk en orgel meer werkelijk vertrouwd zullen maken, feestdagen. Het leven van een kerk heeft, als elk menschenleven, „mijlpalen”. En die mijlpalen zijn in het gewone leven, àl de eeuwen door, de stof geweest voor gemoedelijke betrachtingen, zoowel in gewijde als in profane rede, zoowel in proza als poëzie, en vooral in het rijm. Daarom moge al wat in ons is, en ieder, die in de gemeente is, bij dezen mijlpaal stil staan. En het hoofd ontblooten. En zeggen, dat God ons heeft gezegend en dat die zegen op de gemeente nieuwe lasten legt, omdat wat God geeft, altijd nieuwe verplichtingen oplegt. Juist daarom kan de beteekenis van dit groote feit niet genoeg in het bewustzijn van onze menschen worden ingedragen, wijl wij de verplichting hebben aan te gaan, die God op onze schouders legt, naarmate Hij ons te meer werk laat doen, als Hij zelf meer werk in en aan ons heeft gedaan.

We hopen dan ook, dat de samenkomsten van de volgende week dat besef in de gemeente mogen uitwerken en verlevendigen.

Wat ons gebouw zelf betreft: nu het zoo goed als klaar is, kan ieder zien, dat het „mooi” is en velen zullen zien, dat het vooral „schoon” is. En werkelijk, in een stad als Delft, die voor mij elk jaar mooier wordt, naarmate ik langer er in verblijf en af en toe meer gelegenheid krijg er bij stukjes en beetjes in te loopen (veel meer onder ’t loopen dan onder ’t fietsen kan men zijn eigen stad leeren „zien”), in een stad als Delft, zeg ik, behoorde een kerkgebouw, dat met zijn fijne lijnen en forschen opzet zoozeer aan de eischen van eerlijke kunst beantwoordde, als onze kerk doet. Waarbij nog moest komen, dat een gereformeerde kerk in waarachtigen zin modern moet wezen. Niet modern, in den zin van tegen-orthodox, maar modern in deze beteekenis: dat de kerk, zonder haar eigen wezen te verloochenen, zonder haar karakter zelfs te plooien en te schaden, alles wat de nieuwe tijd haar bruikbaars geeft, ook aanwendt, om haar eigen wezen duidelijker te doen blijken en met de vormen, die de tijd haar leent, haar eigen bestaan te dienen tot rijker levensontplooiing. Ik vind vooral in dat opzicht ook onze nieuwe kerk een wondere schepping van den heer Kuipers. Het gebouw is alleen ingericht voor het groote doel: onze gereformeerde eeredienst. Maar het is daarbij zóó gezond modern en zoo geheel in nieuwen stijl, dat we het werk van den heer Kuipers uit vroeger jaren er niet in kunnen herkennen, tenzij dan in dat ééne groote, dat het een zuiver voor het doel ingericht en gedacht gebouw is. Als de kerk in dezen zin „modern” wordt, niet alleen in de doode steenen, waaruit zij haar gebouw optrekt, maar ook in de geestelijke steenen, die zij voor den tempelbouw Gods aandraagt, dan zal haar kracht niet gebroken worden.

Het is geen wonder, dat kunstzinnige naturen, ook van officieele lichamen in Delft, ons gebouw zeer prijzen. En het is heelemaal geen wonder, dat de Heer Schouten, de buiten onze grenzen in Europa bekende eigenaar en leider van het atelier „’t Prinsenhof”, meer dan iemand anders het fijne van onze kerk heeft opgemerkt. Reeds kwam dat uit in de machtige en sterke raamontwerpen, die hij, drie in getal, voor ons gebouw gaf, en waarvan, omdat er meer te betalen is, slechts het goedkoopste kon gekozen worden; het eenvoudigste, dat evenwel, ook hier, zich nog volkomen aansluit bij het gebouw zelf. Maar nu heeft de Heer Schouten ook nog dezer dagen mij laten zien een zeer fijn paneeltje van 28 bij 21 cM. van gebrand en geschilderd glas in lood, waarop een afbeelding van onze nieuwe kerk. Men weet, dat dergelijke artikelen bestemd zijn, om tegen het raam gehangen te worden; men heeft dan zelf een miniatuur-kunstraam in huis. De prijs is, naar de waarde, ontzaglijk laag: twaalf gulden slechts. Dit resultaat kan natuurlijk alleen worden bereikt, als het aantal verkochte exemplaren niet al te klein is. Wie betalen kan, moge dit fijn stuk werk met zijn prachtige kleuren en gave conceptie zich aanschaffen. De koster der nieuwe kerk zal zich beijveren, er van te verkoopen. De kleuren zijn één geheel van even mooie samenstemming als de ramen van onze kerk ook, die volkomen beheerscht zijn. En als iemand den prijs een weinig boven zijn macht voelt gaan, laat hij dan bedenken dat het een artikel voor het leven is en dat niet vaak iemand in de gelegenheid is, aan zijn eigen kerkgebouw motieven te ontleenen voor werkelijke versiering, die honderdmaal beter is dan het fijnste cliché en niet te vergelijken valt met de smakelooze wandversiering, waarmee we zoo vaak ons huis hebben bedorven. Een dergelijk voorrecht hebben we haast nog nooit beleefd: een gereformeerde kerk opgenomen onder de motieven, waarmee een van de fijnste kunst-ateliers van Nederland werken wil, nog wel, zonder dat iemand het gevraagd heeft. Ik denk niet, dat een ander gereformeerd gebouw de eer heeft genoten, die de Heer Schouten, niet zijn kunstzin, ons kerkgebouw aandoet. Laat ons ook dit weten te waardeeren.

De heer Van der Lugt, koster der Westerkerk, zal graag bestellingen aannemen. Denk daar nu eens over.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000