Naschrift (bij ingezonden)

Gereformeerde Kerkbode van Delft

11e jaargang
1923v
16 (geen paginering) (16 juni 1923)

a



DE GEMEENTEVERGADERING?

Vorige week * was ik blijde te lezen dat een gemeentevergadering zou worden gehouden en ik nam mij direct voor om in die vergadering er eens op te wijzen dat het wenschelijk was dat meerdere van die vergaderingen werden gehouden; niet alleen wanneer er stoffelijke kwesties aan de orde zijn, maar ook om de geestelijke toestanden en nooden eens te bespreken en om elkander te leeren kennen.

Want immers men kan niet verwachten dat de liefelijke plant der liefde in do gemeente heerlijk opbloeit, wanneer men z’n medebroeders en zusters, ja zelfs de opzieners en diakenen niet kent, wanneer men elkander des Zondags stijf voorbij loopt en wij daar een paar uur onder de bediening des Woords zitten en dan weer als vreemdelingen verdwijnen.

Waar blijft de plant der liefde en der samenbinding op die wijze en welke heerlijke vruchten zouden er niet openbaar kunnen worden door samenspreking der broedere en zusters?

Maar dan zou zulk een gemeentevergadering ook waarlijk een vergadering van de gemeente moeten zijn, met den kerkeraad als haar voorzitter en niet zooals de vergadering van Maandag, waar bij een betere lezing de kerkeraad vergadering hield . . . met de gemeente en daarna weer de kerkeraad zonder de gemeente.

We zouden het in onze moderne bewoordingen aldus kunnen zeggen: Er was Maandag eerst een openbare vergadering van den kerkeraad en daarna ging hij over in geheime zitting met gesloten deuren.

Het spijt mij dat ik het woord niet heb kunnen verkrijgen. Vóór de vergadering had ik den koninklijken weg ingeslagen en aan den voorzitter verlof gevraagd iets in het midden te mogen brengen, maar dit werd geweigerd.

Maar misschien wil de kerkeraad zijn oor te luisteren leggen bij de gemeente of het dezen weg in het vervolg niet op moet.

Verder wil ik nog gaarne den nadruk vestigen op het volgende: Vóór de bewuste vergadering vroeg de president aan alle aanwezigen geen berichten uit deze vergadering te leveren aan de liberale Delftsche Courant, maar de primeur voor te behouden voor de Kerkbode. Daaraan hebben de aanwezigen zich gehouden. Maar . . . . de besluiten die in den kerkeraad met gesloten deuren werden genomen aangaande de kerkbouw, lees ik tot mijn spijt heden (Woensdagavond) in de Delftsohe Courant.

Waar zou dit op wijzen?


Joh. van Dongen.

Simonsstraat 14.


*). De lezer begrijpt, dat dit stuk, evenals veel andere copie, reeds enkele weken bleef liggen.

Naschrift

Ik veroorloof mij enkele kantteekeningen.

1. De meening van br. v.D. dat hem Pinkstermaandag het woord is geweigerd, berust op misverstand. Het is hem toegestaan, mits wat hij te zeggen had, geen nieuwe discueisie openen kon over zaken, die buiten den kerkbouw omgingen. Daarvoor was de vergadering belegd bij kerkeraadsbesluit. Was die vergadering — gelijk br. v.D. ten onrechte veronderstelt — een gewonde kerkeraadsvergadering geweest, die alleen daarin van de andere kerkeraadsvergaderingen verschilde, dat ze publiek was, dan zou de voorzitter alle andere aanvragen van te bespreken onderwerpen den kerkeraad ter behandeling kunnen voorleggen. Een kerkeraadsvergadering kan het agendum staande de vergadering wijzigen of aanvullen. Maar juist omdat het geen gewone kerkeraadsvergadering was doch een buitengewone, mocht de praeses van die vergadering niet eigenmachtig dingen aan de orde stellen, die op heel andere kwesties zagen. Want dat zou dominocratie zijn. En daar zijn gereformeerde dominee’s altijd bang voor. De praeses was gebonden aan het kerkeraadsbealuit dat bij gebrek aan een gewone kerkeraadsvergadering niet meer te veranderen was, is ’t niet zoo?

2. Daarmee is ook al bewezen dat de aard van de vergadering van Pinkstermaandag niet geheel juist door br. v.D. wordt ingezien. Wanneer inzender zegt: het was geen gemeentevergadering, doch een kerkeraadsvergadering met de gemeente, dan antwoord ik dankbaar te zijn voor deze beoordeeling, die een complimentje is voor het kerkrechtelijk besef van den kerkeraad. Want juist deze week nog schreef Prof. Dr. H.H. Kuyper in De Heraut „Als de gemeenteleden samenkomen, is dit geen gemeentevergadering, die ons kerkrecht niet kent, maar een kerkeraadsvergadering met de gemeenteleden” Dat is dus juist gezien van den kerkeraad. Doch wanneer inzender nu meent, dat die vergadering eigenlijk in niets anders dan alleen in haar publiek karakter van de andere verschilde dan is dát niet juist. Want: a. zie boven; b. de notulen werden niet gelezen; c. de kerkeraadsleden, behoudens de deze vergadering leidende groep, zaten overal verspreid; d. slechts heel enkele van hen voerden ’t woord; e. als zij dat deden dan bleef het een persoonlijk spreken, niet als kerkeraadslid. Wanneer br. v.D. gelijk had dat een gemeentevergadering er moet zijn met den kerkeraad als president, dan moet zoo’n ruim 50-hoofdige president, alias kerkeraad, ook één geluid geven. Dán mág niet één kerkeraadslid pleiten tegen een kerkeraadsbesluit. En nu is in het algemeen dat niet wenschelijk ook. Maar verhinderen kan niemand het uit kerkrechtelijk oogpunt. Als iemand van den kerkeraad had willen pleiten tegen het kerkeraadsplan inzake kerkbouw, dan zou niemand het hebben kunnen verhinderen of den spreker „kerkrechtelijk behandelen”. Zooiets bewijst, dat we niet hadden een gemeentevergadering met den kerkeraad als voorzitter, maar ook niet een kerkeraadsvergadering, waarbij de zaak gewoon marcheerde, alleen met het verschil; dat er nu anderen bij waren.

3. Een gemeentevergadering, gelijk inzender bedoelt, is geen vast lichaam, doch blijft wisselend in getal en personen. Bovendien kan op zulk een vergadering nooit een kwestie van alle kanten worden voorbereid. Een kerkeraad, die het zwaartepunt en het recht van besluit verleggen zou naar zulk een soort van „gemeentevergadering”, zou de gemeente een slechten dienst bewijzen, zijn roeping als bestuurslichaam ontrouw worden en enkel administratief optreden en de schuld dragen, als er onrijpe bealuiten vielen. Evenmin echter moet hij de gemeente verwaarloozen. De heele acte van den kerkeraad bewijst, dat hij in deze ernstige zaak volkomen ernstig met de stemmen uit de gemeente gerekend heeft en vóór hij definitief besliste, ook het licht wilde opvangen, dat uit haar midden mocht opgaan.

4. Een groote gemeente zal altoos deze schaduwzijde aan haar leven behouden, dat het onmogelijk is, elkaar meer intiem te kennen. Gemeentevergaderingen kunnen dat ook niet wezenlijk verhelpen. Hoevelen spreken er? Hoeveel te voren niet bekende leden leeren we daar van nabij kennen en betrekken we in een eerste en daarbij blijvende conversatie?

5. Het nut van meer kerkeraadsvergaderingen met de gemeente ia al vaak bepleit en algemeen ook onder ons erkend. Maar men moet niet vergeten, dat het kerkeraadsagendum vaak zeer overladen is en de belangstelling van de zijde der gemeente soms ook zeer matig blijkt (denk aan den jongsten evangelisatie-avond).

6. De praeses heeft verzocht van de gemeentevergadering niets te berichten aan de pers (discussies etc.). Maar het officieele besluit tot gunning van den kerkbouw, dat daarna volgde, was wèl voor publicatie geschikt en is door den kerkeraad zelf indirect de wereld ingezonden (eerst aan onze chr. pers).

7. Inzender zal nu misschien even tevreden zijn als ik.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000