Huwelijksgang in vreeze

Gereformeerde Kerkbode. Officieel orgaan van de Gereformeerde Kerk te Delft

10e jaargang, onder redactie van de Plaatselijke Predikanten
Delft (A. van Oel & Zoon) 1922v
nummer 42 (geen paginering) (16 december 1922)

a



Zie, de Engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef . . . wees niet bevreesd, Maria uw vrouw tot u te nemen.

Matth. 1 : 20.


Er is tusschen het eerste gezin van het oude en het eerste gezin van het nieuwe Testament een groot verschil.

Wanneer aan Adam en Eva gezegd wordt, dat uit hun bloed begint te groeien en eeuwig tot Gods eer zal bloeien een heilig zaad, dat door geen tyrannie vergaat, doch dat integendeel breken zal de macht van den Booze b, dan brengt dat evangelie den man en de mannin dichter tot elkander. Tot nu toe zeide de man tot de vrouw: mannin zijt gij; gij behoort mij toe; uw doel vindt ge in mij, mijn heden dient ge. Doch als Gods belofte zich vastknoopt aan het zaad, het nakroost, dat uit hen zal geboren worden, dan zegt de man tot de vrouw: Eva, levensmoeder, zijt ge; gij behoort mijn kinderen toe; uw doel vindt ge in mijn nakomelingschap; de toekomst dient ge c.

De belofte van het zaad, dat Slangenvertreder zal zijn, snoert hen nauwer aaneen. De zonde dreigde deze heilige familie uiteen te scheuren, maar de belofte van het Evangelie bindt ze weer samen.

*

En nu is daar na eeuwen de belofte haar vervulling genaderd. Het leven van den Slangenvertreder ritselt reeds in Maria’s schoot. Maar in deze eerste familie van het nieuwe Testament dreigt de vervulling het tegenovergestelde te bewerken van de belofte. Saamgebonden waren ze reeds, deze man en deze „mannin”; en de eere van het moederschap wachtten ze ook wel in, doch niet meer met de spanning van Adams toekomstverwachting en Eva’s Messiaansche hoop, die het wonder van de opkomst van het vrouwenzaad in onmiddellijk verband zien met hun eigen huwelijksleven. Want wanneer Jozef niet weet, dat het Gods Geest en Zijn macht is, die Maria heeft overschaduwd en het leven in haar gewekt tot het licht, daarom wil hij haar verlaten. Op de eerste bladzij van het oude Verbond is de belofte van het Evangelie de eenheid; maar op de eerste bladzijde van het nieuwe Verbond wordt de vervulling van dat Evangelie bijna de verscheuring van het heilig huwelijk en van de heilige familie. Dat Eva meer levensmoeder dan mannin is, dat is voor Adam haar glorie; en het wekt zijn hoop. Dat Maria, naar Gods belofte, meer levensmoeder is dan zijn mannin, het is voor Jozef haar schande; en met gebogen hoofd wil hij, in vertwijfeling, gaan. Maria, uw toekomst is de vernietiging van mijn heden: want uit mijn heden komt deze toekomst, die zich losscheurt uit uw schoot, niet op. Zoo luidt zijn klacht.

*

Jozef, gij hebt gelijk.

Uit uw heden komt deze toekomst niet op.

Eindelijk gaat de werkelijkheid zich verkondigen: het vrouwenzaad moet meer zijn dan mensch onder de menschen, het moet wonder zijn; opkomen moet het zonder de schuld van alle toekomstkinderen, waarop Adam, de schuldige, wacht. Uit de menschen, en toch door den Geest Gods verwekt, zóó moet Messias zijn.

Zie, dat zóó de vervulling brengt tot wanhoop, waar de belofte eens hoop wekte in het ellendig hart; dat de band tusschen de persoonlijke „blijde verwachting” en de groote Messiaansche Blijde Verwachting door Adam onwerkelijk en door Jozef in het geheel niet gezien is, dat is de zaligheid van het Kerstfeest. Het bewijst, dat het kerstwonder niet door ons te vatten is, en door niet één doorgrond is.

Jozef behoorde ook wel tot de wachtenden op Israëls vertroosting d; maar dat zijn mannin de levensmoeder zijn kan — het komt zelfs niet in hem op. Vlak bij het licht te zijn van God — en gebogen te gaan in het donker — het bewijst, dat uw goed, o God, dat Gij ons geeft, voor ons niet te vinden, niet te bedenken was; dat het is enkel vrucht van openbaring.

*

Straks komt een engel Maria’s hand opnieuw leggen in die van Jozef.

En God bracht de mannin tot den man; dat is Oud-Testamentisch.

En God bracht de levensmoeder tot den man; dat is Nieuw-Testamentisch.

Want mannin — dat is belofte. Levensmoeder — dat is vervulling.

Mannin — dat is de verblijding in het heden, dat vergaat en toch geen toekomst redt. Maar levensmoeder — vrouwenzaad — dat is de groote blijdschap van Gods toekomst, die alle heden redt in de genade van het kindeke.

Zoo geeft zich Jozef willig met Maria tot het huwelijksaltaar, doch alleen omdat het mysterie hem is ondekt van de moeder, die eerst daarna mannin is; van de dienstmaagd Gods, die eerst daarna hulp is als tegenover hem. Hij geeft zijn bruidsdag voor den bruidsdag der kerk.

En hij ziet het, maar doorgrondt het niet e. Hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en het hart niet heeft bedacht, dat heeft, als een wonder, God bereid voor zijn liefhebbers f.


K. S.




a. Opgenomen in Licht in den Rook, Delft (W.D. Meinema) 19231, 115-121.

b. Vgl. Genesis 3 : 15.

c. Vgl. Genesis 3 : 20.

d. Vgl. Lucas 2:25.

e. Vgl. Psalm 118, vers 11 (berijming 1773).

f. Vgl. 1Korintiërs 2:9.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001