Beproeving

in: Delfshavensche Kerkbode. Orgaan van de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Delfshaven, zesde jaargang (1928v) nummer 313 (geen paginering) (26 januari 1929) a



Beproeft alle dingen en behoudt het goede.


1 Thessal. 5 : 21.


Telkens, onophoudelijk, treedt het leven voor ons met zijn vragen, zijn lusten, zijn lasten. Altijd zal het op ons afkomen met de vraag, wat onze houding is tegenover de dingen van den dag.

Wijs is de mensch, die voor alle levensgedragingen, vooral ook met het oog op het werkprogram, dat ons allen toch in meer of minder groote omtrekken voor ogen moet staan, den regel kiest en volgt, die in Paulus’ woord, hierboven weergegeven, tot ons komt.

Maar dan is het allereerst nodig, dit gebod te bevrijden van zijn last, den last van een haast stelselmatig gevolgde gewoonte van verkeerde aanhaling. De meeste menschen halen het alzoo aan: „Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede”. Heb ik nog onlangs niet een Christelijke leesvereeniging ontdekt, die onder dezen titel zich had gevormd, en die den aldus verwrongen tekst op de officieele papieren van het gezelschap had laten drukken? En hebt gij nooit den tekst in den zooeven aangegeven verkeerden vorm hooren aanhalen, om daarmee te verdedigen het gevoelen, dat men van alles en nog wat kennis nemen mocht, ja, eigenlijk kennis nemen moest, om dan, als alle dingen ook uit eigen ervaring bekend geworden waren, het kwade te verwerpen en het goede alleen over te houden?

En toch staat er niet: onderzoekt alle dingen, maar: beproeft alle dingen. Dat is: ge moet alle dingen becritiseren, beoordeelen, meten aan denzelfden maatstaf.

Keurmeesters, die de aan de markt aangevoerde melk moeten beoordelen, zijn toch ook niet gewoon uit elk melkvaatje een kopje te drinken? Ze hebben toch immers een toestel bij zich, dat hen in staat stelt, de melk te toetsen zonder dat ze er zelf ook maar even aan raken met de lippen?

En als er dan menschen zijn, die tot u zeggen, dat ge ook van alles maar eens proeven moet, omdat ge anders ook niet met reden veroordeelen kunt, niet eens over de dingen moogt meepraten, welnu, denk dan nog maar eens aan die keurmeesters van de markt. De slagers zouden raar kijken, wanneer de keurmeester het vleesch niet wilde goedkeuren, als hij niet van alle onderdeelen ook eerst geproefd had. En de man zelf niet minder: op die manier zou er geen gevaarlijker werk zijn dan dat van den keurder; hij krijgt wel veel, maar er is vergif onder.

Toch willen zo veel menschen alle dingen eerst uit eigen ervaring leren kennen. Tenminste, ze zeggen dat. Maar meestal wordt die stelregel zeer eenzijdig toegepast, d.w.z. alleen ten opzichte van hun liefhebberij-dingen, ten opzichte van zoo veel, dat gewaagd is.

Laat ons eerlijk omgaan, ook met dit bijbelwoord. Ge kunt zo heel veel dingen heel goed beoordeelen, zonder eerst zelf van nabij er kennis mee te maken.

Leg aan de dingen den toets der wet aan. Dan zal veel voor u weg moeten vallen als verkeerd. En wat dan goed is, in overeenstemming met den heiligen wil van God, houd dat over, zet daar uw zinnen op, heb dat lief. Dan zal uw levensgang geen fladderen worden van het een op het ander, dan brengt het u geen onwelvoegelijkheid en onpasselijkheid, die het gevolg zijn van het nippen uit alle vaatjes, die de markt aanvoert, doch dan openbaart het een doel-bewust aansturen op wat uw Vader die in de hemelen is verheerlijken kan.

Wie zo leeft is sterker, oneindig veel sterker dan de man, die alles aandurft en zijn ziel besmet en den maatstaf der waarachtige beoordeeling der dingen verliest, als hij in de macht komt van de dingen, die hij in het begin critisch, maar in het eind met begeerte genaderd is.

Moge die levenssterkte bij ons niet ontbreken. Anders zijn we weg.


K. S.




a. Eerder gepubliceerd als ‘„Beproeving”’, Gereformeerde Kerkbode van Delft 11 (1923v) 45 (5 januari 1924).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000