5. En in Jezus Christus, zijn enige Zoon

1) Wat is het tweede deel van de Twaalf Artikelen? Is dat een middenveld, van waaruit wij de draden trekken naar voren en achter? Barth 1 (en Noordmans 2 en dergelijke) doen dit laatste inderdaad. Ook wij geven toe, dat wij vandáág God niet anders kunnen kennen dan in de levende gemeenschap (in het aangezicht) van Jezus Christus. Wanneer Barth zegt dat de openbaring van de Zoon tegelijk is een openbaring van Vader en Geest 3, bedoelt hij daarmee dat we over die beide laatsten niet kunnen spreken los van Christus.

Zijn wij daarmee in overeenstemming met de Schriften? We moeten hier er van uitgaan dat God het werkwoord BX:Bg4< [sturen] heeft vervoegd in alle mogelijke tijden. Christus is de •B`FJ@8@H [uitgezondene] 4. EJX88g4< [zenden] betekent, dat er Iemand was, die zei: Ga, en dat de horende daarop gegaan is (inchoativus) en •B` [uit] betekent het punt van uitgang. Nu Christus is uitgezonden, maar ook wordt uitgezonden door zijn Geest (in zoverre Hij Knecht des Heren is), moeten wij geloven dat Christus vandaag alleen aanwezig kan zijn bij hem, die ook in Christus gelooft als de Gezondene, met andere woorden, die de historiciteit der /9/ Openbaring aanvaardt.

We hebben dus geen recht te zeggen dat uit „Gott ist da” ook volgt: Hij is met ons in Christus Jezus. We mogen niet het BX:Bg4< identificeren met het genereren. Vandaag kan men ons verwijten, dat wij wel het |9| •B@FJX88g4< en BX:Bg4< als historisch aanvaarden, maar niet het genereren Gods. Doch op dit verwijt antwoorden wij, dat God zelf ons daarin voorgaat, en dat Hij ons, naast de zending van de Zoon, ook iets mededeelt over de eeuwige omgang van de Vader met zichzelf in het goddelijk wezen.

Voorts zegt Christus wel: Eer Abraham was, ben Ik 5, grenst Hij zich daarmee af van die zich naast Hem stellen, maar op andere plaatsen zegt Hij zich naast de profeten, de Gods-gezondenen (onder andere in de gelijkenis der boze wijngaardeniers) 6, en is zo waarlijk de •DP0(`H [leidsman] uit Hebreeën 7. Wij wijzen daarmee af, dat wij a-logisch zijn in de vervoeging van BX:Bg4< en van generare [verwekken], want wij willen ons in het gebruik van het laatste niet verheffen boven het ons geopenbaarde quantum der openbaring (generatio!), maar weigeren, als Gods rekruten en aankomende leerlingen, te geloven dat Hij ons in het geven van dit woord generare bedriegt! Gelukkig heeft God ons niet alleen een verbum [werkwoord] geopenbaard, maar ook volzinnen, oordelen: Ik genereer, Hij wordt gegenereerd, Ik BX:BT [zend], Hij is gezonden, en zo voort.

Daarom zijn de artikelen over Christus Jezus niet het middenveld, waarvan de draden uitgaan over heel de openbaring. Wel sprak God altijd uit en in de werkelijkheid van zijn omgang en con-verseren met de mens, en dat deed Hij na de val ook als steeds op het punt staande Christus te zenden (de moederbelofte!). Maar het enkele feit dat God ook vóór de zondeval sprak 8, verbiedt ons uit te gaan van dat enkele ‘ogenblik’ van Christus’ herscheppingswerkzaamheid.

Wanneer dan ook Miskotte zegt, dat Barth zo juist is, omdat hij het forensische van het reformatorische rechtvaardigingsbegrip op de spits drijft 9, ontkennen wij dit. Alles is forensisch, omdat God er is en Hij alle schepsel in forensische relatie tot zichzelf zet, vóór de zondeval reeds! Ook Adam stond als ambtsdrager in die relatie. De openbaring is dus als zodanig niet alléén rechtvaardigend, maar God rechtvaardigt Adam door alles waardoor Hij hem in stand houdt. De openbaring rechtvaardigt niet slechts, maar beneemt de mens ook alle onschuld. De verzoening is niet ident met de openbaring (noch omgekeerd): ze is zelf geopenbaard.

God laat ons in „het faktum” (! oneerbiedig) Christus de verzoening zien, zegt Barth 10. Dit klinkt heel mooi. Maar de verzoening is bij Barth nooit los van de openbaring. Het is bij hem verzoening, geheel afgedacht van de vraag of ergens (geografisch) bloed vloeit en of ergens (geografisch en kalendarisch!) een leeg graf is. De gereformeerde rechtvaardigingsleer wordt forensisch genoemd omdat zij daarvan een rechtskwestie maakt (zie boven). Hierom moeten we de vraag stellen wat Barth met die verzoeningsopenbaring bedoelt. Gebeurt die verzoening soms ook in het presens, onvoltooid? Staat het zo ook met „het faktum Jezus Christus”, en met het forum Gods? Wanneer het historisch karakter daaraan ontnomen wordt, krijgen we weer de mythe van het forensische!

Wanneer nu Barth spreekt over Christus Jezus, heeft hij neiging om alles wat het subject Jezus Christus doet, ident te verklaren met wat God doet. Hij komt op voor het eren van Christus als Gods eniggeboren Zoon 11 — en hierbij zouden we willen zeggen: Heerlijk! Het volk dat in duisternis wandelt heeft een groot licht gezien! 12 Toch kunnen we niet mee-applaudisseren. We zijn er nog niet, wanneer iemand zegt: Christus is Gods Zoon. Christus bezweert ons, ook vast te houden aan zijn mens zijn, dus aan een treden van Hem in de historie, aan een ante en post [voor en na] en daardoor eerst aan een nunc [nu].

Niemand loochent intussen het sterven van Christus op een bepaalde datum; maar het gaat hier om de daarin optredende openbaring. God betoont zijn heerlijkheid door het zenden van zijn Zoon, en daarná door het Hem doen wegzinken in de ellende en het Hem ophalen daaruit tot de heerlijkheid. We mogen niet verwarren het subject van de /10/ openbaring en het subject van „ontvangen van de Heilige Geest”, en zo voort. We mogen uit deze woorden God niet wegschrappen, zegt men. Volkomen waar, maar het was óók een zuiver-menselijke gebeurtenis!

2) Wij kunnen Jezus Christus niet verstaan uit enig ander medium |10| dan uit hemzelf, zegt Barth 13. Geheel onjuist. Christus heeft zichzelf niet gekend dan door het geschreven quantum der Schriftopenbaring, en heeft zich alleen daardoor gerechtvaardigd tegenover de mensen. Johannes de Doper, die slechts moeite heeft met de datum van de Messiasverschijning, wordt verwezen naar de (in het futurum [toekomende tijd] geschreven) profetie van Jesaja 14. Ook tegenover de vijanden doet Jezus zo. Hij spoort ze aan tot Schriftonderzoek (Johannes 8!). Alleen uit die Schriften (dat quantum) kunnen ze het factum van zijn preek en zijn genezing op dat-en-dat ogenblik verstaan. En ook tegenover de discipelen rechtvaardigt Jezus zich ook op dit manier. Hij leidt ze telkens naar de Schrift terug.

We verstaan wel, waarom Barth het zo zegt: hij kàn dit inderdaad afleiden uit zijn stelling dat openbaring verzoening is. Maar deze zeer consequente uitspraak wijzen we af, omdat Christus zó gehoorzaam is als creatuur onder de hemel van Gods heerlijkheid, dat Hij zichzelf alleen rechtvaardigen laat door Mozes en de profeten (logisch beredeneerd en uitgelegd!). De openbaring blijft puur formeel bij Barth. Zijn hele schema kan net zo goed toegepast worden op de katheder van Mohammed, wanneer die ook ‘toevallig’ twaalf discipelen had, en zo-en-zoveel faculteiten van wetenschap die hem bestudeerden!

3) Barth ontwijkt de grote vraag, of schepsel-zijn nu ook zonde is. Hij noemt de openbaring gemeenschap-stichtend 15 (wij: gemeenschap-onderhoudend). Hij zegt, dat de zonde slechts als zonde te zien is tegen de achtergrond van Jezus Christus 16. Volkomen waar, wanneer het betekent dat de zonde alleen kan gekend worden door de gelovende in genade. Maar Barth bedoelt dit niet. Wij gaan Christus in verband zetten met de zonde, daarbij na-rekenende de geopenbaarde Schrift, en behandelen kalmweg achter elkaar de locus de Deo, de locus de peccato, en dàn de locus de Christo. Dit is geen filosofische constructie, maar een uitleggen en verstaan van het openbarings-quantum.

Dat de gereformeerden niet hoogmoediger zijn blijkt wel uit het feit dat ze niet gekozen hebben voor supra- of infralapsarisme, dus voor de vraag, welke volgorde de logische gedachten in God hebben! In onze historie echter mogen wij zien de logische opeenvolging, en daarom mogen wij zó Christus zien tegen de ‘achtergrond’ der zonde. Wij hebben niet zonde genoemd het missen-van-openbaring (dat is een satanische gedachte!), maar een storen der normale verhoudingen. Christus is een verdieping van ons openbaringsbegrip omdat hij abnormaal in de wereld is gekomen; maar het kennen der zonde geschiedt ook buiten Christus om, want het geschiedt vandaag in de hel! Niemand is te verontschuldigen! (Romeinen 1 : 19).




1. Vgl. Karl Barth, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 55.

2. Vgl. Oepke Noordmans, Herschepping, 17vv., aangehaald door Miskotte, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 255, noot 5.

3. Vgl. Karl Barth, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 57.

4. Vgl. Hebreeën 3:1.

5. Vgl. Johannes 8:58.

6. Vgl. Marcus 12:1v., Lucas 20:9v.

7. Vgl. Hebreeën 2:10, 12:2.

8. Woord weggevallen in A.

9. Vgl. Miskotte, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 260v. noot 22.

10. Vgl. Karl Barth, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 62.

11. Vgl. Karl Barth, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 63v.

12. Vgl. Jesaja 9:2.

13. Vgl. Karl Barth, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 61-63.

14. Vgl. Matteüs 11:2-6; Lucas 7:18-23.

15. Preciese plaats onduidelijk.

16. Vgl. Karl Barth, De Apostolische Geloofsbelijdenis, 56.

17.

18.

19.

20.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001