Leestafel

De Bazuin. Weekblad ter bevordering van de belangen van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Officieel orgaan van de Theologische School te Kampen

73e jaargang, onder redactie van H. Bouwman, Kampen (J.H. Kok) 1925
nummer 51 (geen paginering) (18 december 1925)

a



Met zes zintuigen de natuur in door Dr A. v. Veldhuizen. Met teekeningen van Johan Dijkstra. Uitg. J.H. Kok te Kampen.


Alwie met zes zintuigen de korenvelden van Prof. v. Veldhuizens geestelijken akker betreden heeft, om tusschen de wuivende halmen van dat nooit overjarig koren (hetwelk trouwens op geen enkelen akker te vinden is) met lusten te wandelen, heeft zich van de gesteldheid van de „natuur” van dezen auteur een voorstelling gemaakt; mòeten maken.

En als hij nu dit boek gelezen heeft, of zelfs maar doorgezien, dan wordt het hem, vooral met zijn zesde zintuig, volkomen duidelijk en zonder eenige tegenspreking klaar als de dag: dat in dit boek de volle Veldhuizen zit.

Dat is al een groote verdienste van dit werk. Het is enkel ziel en geest. Het „riekt niet naar de studeerlamp”, maar het is frisch als de morgenwind.

Het is geen maakwerk, maar een stuk leven.

En dan, zooals fselfspreekt, Veldhuiziaansch leven.

Het heeft dan ook de schaduwzijden, maar vooral de lichtzijden van het geestelijk-vruchtdragend bestaan van dezen schrijver.

De schaduwzijden.

Als ik het mag wagen te zeggen, dan heeft deze schrijver de neiging, al te vlug te combineeren en al te veel soms ook. Zijn zeldzaam levendige (vieve, zou ik eigenlijk moeten zeggen, maar dat staat wat raar), zijn zeldzaam levendige geest kan niet stilzitten en kan ook niet altijd geduld hebben. Wanneer men in zijn kaartenkast en in zijn recensies alleen maar de namen en de afkortingen en de rubriceering opmerkt, dan krijgt men soms den indruk van een Ueberschulmeister; maar niet zoodra gaat men de opmerkingen lezen, die door alles heen geweven zij en den geest „snuiven”, die alles saambindt, of men zegt: mee eens, of niet mee eens, maar in elk geval is deze professor nooit uitgedroogd. Zelfs als hij etiquetten plakt (want aan die noodzakelijke daad ontkomt hij niet, misschien minder dan iemand) dan is het met gratie, en met levendigheid en met elasticiteit; ook liggen de etiquetten nooit klaar, maar ieder wordt afzonderlijk geteekend en één voor één worden ze geschreven. Men begrijpt, dat deze professor, als hij de ruimte krijgt en alle corsetten in den ban mag doen, om zichzelf uit den band te doen, wel eens de lenigheid te ver drijft. Zoo ook hier. De titel (6 zintuigen) co-ordineert de 5 huis-, tuin-, en keuken-zintuigen met iets anders. Dat is de vieve geest en de viva vox; je begrijpt het dadelijk. Maar probeer nu niet in het laatste hoofdstuk den professor, en den onderwijzer des leergierigen lezers, systematische beantwoording af te eischen van de vraag, waarom hij den titel alzoo gaf; want gij komt er niet klaar mee, en toch zijt ge heelemaal met den titel verzoend; men begrijpt het niet, maar men ruikt het toch. En de reuke is goed.

Niet dat men met deze solutie nu altijd tevreden moet zijn. Het tekstgebruik en de combinatie-zin van den schrijver gaan wel eens den verkeerden kant uit, meen ik. Met name als hij over den bijbel spreekt. En door zijn herhaalde verwijzing naar Tekst en Uitleg maakt hij, dat wij er even op willen wijzen. Een typisch staal van dat alles en nog wat combineeren levert het slot van het hoofdstuk over den reuk. Op een paar pagina’s een reeks opmerkingen over spreekwoorden, wijsheid, over oud- en nieuwtestamentische teksten (waarvan de exegese betwistbaar is), over schilderijen en over de physionomie van het zaad Abrahams. In hetzelfde hoofdstuk trouwens een opvatting over Petri visioen ten huize van Simon den leerlooier; over welke opvatting men met den auteur twisten kan, zonder dat één van beide debaters het wint, omdat het bij dezen waarnemer zoo sterk ontwikkelde zesde zintuig nòg disputabeler resultaten geeft dan de 5 andere. En zoo liggen door het heele boek opmerkingen over den bijbel, waarmee een gereformeerde, juist om redenen van exegese naar de analogia fidei, het nooit eens worden kan. De analogia fidei en de eenheid der Schriften zou nèt iets voor Prof. v. Veldhuizen kùnnen zijn, want zij biedt aan de combinatie-zucht des geestes rijke mogelijkheden. Maar ze schijnen dezen bewegelijken en gevoeligen waarnemer te veel te „rieken” naar het systeem en daarom brengt prof. v. Veldhuizen zijn combinaties liever „ins Freie.” Precies als bij zijn natuurexpedities. Zoo komt hij b.v. op losse gronden ertoe, Paulus minder uitnemenden gids voor natuuronderzoekingen te houden dan . . . van Veldhuizen, vult de lezer in; al wil ik verklaren, dat de auteur het zoo niet zal bedoeld hebben.

Maar dit zijn maar de schaduwzijden, die we telkens in het werk van prof. v. Veldhuizen zien. Veel meer boeit ons zijn werk door de prachtige liefde voor de natuur, door den fijnen zin, waarmee hij ziet en waarneemt, door de levendigheid, waarmee hij den lezer tot het laatst toe vasthoudt en door den vromen zin, waarmee hij over Gods werk, dat wij gereformeerden (schande over ons, juist omdat wij de menschen zijn van de „gemeene gratie”) al te vaak links laten liggen, nadert en doet naderen. Van dit boek kan men genieten in geheel eenigen en eigenaardigen zin. Het opent u een rijkdom die vlak naast ons ligt en beweegt, en die misschien nooit ons gepakt heeft. Het helpt u uit de boeien en maakt u verlegen onder Gods prachtige werken en zet vooral den gereformeerden denker, die ook de natuur ziet onder het licht van het (niet „sombere”, maar profetich-geweldige) woord van Paulus over het zuchtende schepsel, aan het denken. Misschien komt in dit werk wel het best uit dat, juist omdat de auteur over Paulus’ „somberheid in zake de natuur in Romeinen” (bl. 244) heel anders denkt dan een gereformeerde, dit boek nóg geweldiger en profetischer zou geweest zijn, als het geschreven was door een man, die met fundamenteele gereformeerde gedachten de natuur in gegaan was, en dan met dezelfde liefde en fijne waarneming, als waarover prof. v. V. beschikt. Maar dien man heb ik nog niet gevonden, althans niet onder wie de pen in Nederland voeren èn den bijbel liefhebben. En daarom zou ik dit boek van heeler harte kunnen aanbevelen aan ieder, die een groot tekort van haast ons aller leven de noodzakelijke aanvulling en kastijding-in-liefde niet onthouden wil. Het is een rijk genot, dat dit boek geeft.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001