Klaas Dijk aan dr K. Schilder 25 juni 1935

Archief Prof. Dr. K. Schilder, doos Correspondentie C-F.
Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen.

a



’s-Gravenhage, 25 Juni ’35.
Thomsonlaan 6


Amice,


Even een enkel woord. Ik heb je brieven ontvangen en moet ze nog eens aandachtig doorlezen. Maar op één ding je te wijzen is mijn plicht. Waarom geloof je dit niet? Waarom geef je toch zoo sterk toe aan de achterdocht in je ziel? Waarom blijf je, trots al onze ontkenning volhouden, dat H.H. er achter zit? Waarom schrijf je stekelig van den papa-op-papier, terwijl het Besselaar was, die zich het scherpst uitliet? Waarom maak je ons tot leugenaars, wanneer we onophoudelijk verzekeren, dat H.H. er niets van wist en het zeker niet gebeurd is om hem tegenover jou te dekken? Is dit nu recht voor God? Durf je met zulk een achterdocht te komen voor het aangezicht van Hem, die rechtvaardig oordeelt? Ik schrijf je dit heel ernstig, omdat ik niet weet, hoe ik anders tegen achterdocht moet strijden.

En dan nog iets. In de Bazuin zeg je: Bussum vroeg inlichtingen, den Haag-West las er in: adhaesie. Heb je Bussums brief aan ons gelezen? In dien brief stond letterlijk, dat Bussums kerkeraad met hartelijke sympathie het stuk van den Haag-West begroette! Ben je hier niet afgegaan op onjuiste mededeelingen? Wij gaan tegen je niet publiek vechten. Daarvoor hebben we je te lief. Ik schrijf niet tegen den man, voor wiens professoraat ik daadwerkelijk alles heb gedaan wat ik kon en voor wien ik, de mindere, ter Synode nog, met heel m’n hart op zij ben gegaan. Ik strijd niet tegen jou, wiens strijd voor de waarheid de mijne is. Maar ik vraag van je eerlijke en billijke bejegening. Was het billijk Woensdagavond tegen mij de afschaffing van het lectoraat uit te spelen, terwijl Hoekstra en Bouwman hierin de operateurs zijn geweest? Maar goed, ik verdraag veel, alleen vraag ik, dat je de wapens |2| niet onbillijk keert tegen hem, die veel meer heeft moeten lijden om de houding tegenover ’t Calvin. Congres enz. dan iemand vermoedt. Ik schrijf je dit alles, omdat er in mijn hart geen greintje antipathie is tegen je werk en je persoon, maar nog steeds de innige dankbaarheid, dat God je ons geschonken heeft. En daarom meen ik ook te mogen vragen om billijke bejegening. Van ’t Sant zal je de toedracht der dingen melden.

Ik laat het hierbij en vraag eigenlijk geen antwoord. We spreken elkaar Maandag nader. Ik hoop, dat God ons bij elkaar houdt.


Vr.gr.

t.t.


[Dijk]




a.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000