Wist hij dat niet?

Woord en Geest. Gereformeerd weekblad

2e jaargang, onder redactie van J.G. Geelkerken e.a.
Baarn (Bosch & Keuning) 1925v
43,339 (22 juli 1927)

a



Als een staaltje, hoe Ds. K. Schilder zijn lezers inlicht het volgende.

In De Bazuin van 15 Juli l.l. schrijft hij:

De vermoedens van Ds. v.d. Brink en de nuchtere werkelijkheid. Het is niet prettig, publiek te schrijven over wat volgt. Maar de zaak is eenmaal in de pers aangesneden en werd publiek.

Daarom wijs ik erop, dat Ds. v.d. Brink in „Woord en Geest” het noodig vond, zoo te schrijven:

Naar verluidt is aan een candidaat die door de classe Winschoten peremptoir was geëxamineerd en zuiver in de leer bevonden, voordat tot zijn toelating werd besloten, de vraag gesteld, of hij zich van harte kon vereenigen met de confessioneele en kerkrechtelijke beslissingen van Assen.

Op synodaal standpunt is dit een alleszins redelijke en billijke vraag, die gesteld diende te worden, zoo men althans eerlijk wil zijn, aan alle predikanten en ouderlingen der Geref. kerken binnen het Asser verband.

Bedoelde candidaat moet echter ontwijkend hebben geantwoord en zich bereid hebben betoond à la Ds. Brussaard te verklaren, dat hij er zich in voegen kon.

Hierwede werd echter geen genoegen genomen.

En . . . over acht dagen zou de classe nogmaals samenkomen.

Om er dan wel genoegen mede te nemen?

Of om er wat op te vinden, b.v. weer een nieuwe uitlegging van „zich conformeeren”?

Het zal achter de schermen wel klaar worden gespeeld!

Het is opmerkelijk, dat hij het laatste zinnetje van mijn artikeltje weglaat (zie ons blad van 8 Juli, bl. 324). Het luidt aldus:

„’k Vermoed, dat, als dit stukje onder de oogen der lezers komt, reeds in de bladen zal zijn bericht, dat bedoelde candidaat tot de bediening des Woords is toegelaten”.

Dit schreef en postte ik Dinsdagavond 5 Juli gelijk steeds mijn gewoonte is om Dinsdagsavonds de copie voor ons blad gereed te maken en te verzenden. ’k Wist toen nog niet wat de classe Winschoten dien dag had besloten, ’k kon het natuurlijk niet weten.

Ds. Schilder vervolgt:

Dit verscheen in het nummer van 8 Juli. En dit is alzoo het vermoeden van Ds. H.C. v.d. Brink, inzake wat achter de schermen geschiedt (heeft men in de kringen van Dr. Geelkerken heusch zoo’n afkeer van werken achter de schermen?? ’t bleek anders!)

En nu de werkelijkheid! In de Groninger Kerkbode van 9 Juli (die tegelijk met Woord en Geest door de post bezorgd werd) lees ik:

Na het examen worden aan den candidaat de volgende schriftelijke vragen gesteld:

a. Kunt u instemming betuigen met de Asser leerbeslissing, dat de Boom der kennis des goeds en des kwaads, de slang en haar spreken en de boom des levens naar de klaarblijkelijke bedoeling van het Schriftverhaal van Gen. 2 en 3 in eigenlijken of letterlijken zin zijn op te vatten en dus zintuigelijk waarneembare werkelijkheden waren, en dat de meening als zou men discutabel kunnen stellen of deze zaken en feiten zintingelijk waarneembare werkelijkheden waren, zonder met het in art. 4 en 5 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis beleden gezag der Heilige Schrift in strijd te komen, moet worden afgewezen, en beloven dit ten grondslag te zullen leggen aan wat gij in dezen zult leeren?

b. Kunt u aanvaarden de kerkrechtelijke eindbeslissing der Asser Synode en beloven u van alle onkerkelijke actie tegen deze beslissing te zullen onthouden?

De Candidaat is bereid deze vragen in gunstigen zin te beantwoorden en bevestigt dit met zijn handteekening. Ook is hij bereid het onderteekeningsformulier te onderteekenen. Hij wordt hierna met algemeene stemmen toegelaten.

Dit is de officieele mededeeling van de classis Winschoten. Ik behoef er geen woord aan toe te voegen.

Iedere lezer van De Bazuin moet hieruit den indruk ontvangen, dat ik er maar wat op los praat, erger nog, verdachtmakende vermoedens uit. Dat komt, omdat Ds. Schilder hier niet de nuchtere werkelijkheid vertelt. Het is een onloochenbaar feit, dat de classe Winschoten heeft vergaderd Dinsdag 28 Juni; dat toen de heer De Jong is geëxamineerd, dat men het toen niet met hem eens kon worden over een verklaring zijnerzijds omtrent de Asser uitspraken; en dat de classe toen veertien dagen (niet acht dagen, zooals ’k abusievelijk schreef) werd verdaagd.

Wist Ds. Schilder dit niet, toen hij bovenstaand stukje schreef? ’k Kan het bijna niet gelooven! Doch dan had hij eerst informaties moeten inwinnen, voordat hij mij dit ten laste legde.

Wist hij het wel, dan . . . De lezer zelf vulle hier de woorden maar in!

Dat er „achter de schermen” wat gebeurd is, staat vast.

Ds. Schilder beweert, dat wij onze kringen aan zulk doen ook niet vreemd zijn. Als hij dit weet, laat hij het dan bewijzen! Tot zoolang hij dit niet doet, noem ’k dit verdachtmaking.


v.d. B.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. K. Schilder, ‘Enkele opmerkingen inzake „Woord en Geest”’ III, Leidsche Kerkbode 6 (1927v) 16 (19 augustus 1927).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000