Aan het schelden geraakt

Woord en Geest. Gereformeerd weekblad

2e jaargang, onder redactie van J.G. Geelkerken e.a.
Baarn (Bosch & Keuning) 1925v
2,12 (8 oktober 1926)

a



Ds. Schilder is over het houden der kerkelijke conferentie bijzonder slecht te spreken. Hij is er geheel door ontstelt en ontroerd. Ds. Schilder is er door aan het schelden geraakt.

Het is haast niet leesbaar wat hij schrijft in het laatste Bazuinnummer onder het kopje: De scheurmakers aan het werk; de plannen beraamd. En ge vraagt u af, hoe een kalm en bezadigd man als de Hoofdredacteur van De Bazuin is, zoo’n scheldpartij in zijn eerzaam blad kan toelaten. Staat Prof. Bouwman ook reeds zóózeer onder den boozen invloed van den geest van Assen?

Een enkel staaltje van Ds. Schilder’s schelden!

Hij geeft een citaat uit de korte verslagen der kerkeraadsvergaderingen van Amsterdam-Zuid en Zandvoort, waarin als doel der conferentie wordt aangegeven „door onderling overleg de richtlijnen vast te stellen, waarlangs Gereformeerde kerken zich bevrijden kunnen van de verantwoordelijkheid voor de Asser besluiten.”

Hierop laat hij dan volgen, ongetwijfeld opzettelijk het citaat verminkend, hoewel hij het tusschen aanhalingsteekens plaatst:

„Richtlijnen, waarlangs men zich ontdoen kan van verantwoordelijkheid.”

Men kan zich in der eeuwigheid niet daarvan ontdoen.

Het is struisvogel-politiek; niet geestelijk, niet vroom, niet Bavinckiaansch, niet Barthiaansch; het is alleen maar scheurmakerij, en Gods werk in Nederland bederven.

En even verder na geconstateerd te hebben, dat Ds. H.C. van den Brink gereformeerd was, geeft hij nog deze liefelijke ontboezeming:

Maar is het verwekken van scheuring in de kerk soms geen zonde meer? Men moet tegenwoordig kiezen of deelen. Of ds. v.d. Brink c.s. doet een Godgevallig werk, òf het is een gruwel. Hoe lang hinken de menschen, die het met een knipoogje aankijken, en die kwaad worden, als het eens kras gezegd wordt, op 2 gedachten? Dit is uit den Geest òf uit den duivel; en in zulke tijden moet er niet gekweeld worden. Wie hier zoetelijk toezien kan, laat zelf praktisch de belijdenis los: dat ieder schuldig is, zich bij de ware kerk te voegen. Is er dan geen hartstocht meer, ook voor dit stuk van ons belijden?

Weet ge, wie ook zoo graag zich „ontdeden” van verantwoordelijkheid?

De Farizeeërs.

Maar Christus leerde, dat het onmogelijk is.

De eenige conclusie, welke ik uit dit onwaardig geschrijf zou willen maken, is deze: dat wij ongetwijfeld met onze kerkelijke conferentie op den goeden weg zijn.


v.d. B.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. K. Schilder, ‘Persoonlijk feit’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 24 (15 oktober 1926).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000