Pot en ketel

Woord en Geest. Gereformeerd weekblad

1e jaargang, onder redactie van J.G. Geelkerken e.a.
Baarn (Bosch & Keuning) 1925v
44,330v (20 augustus 1926)

a



Dat ik, vooral tegenwoordig, voorzichtig moet zijn in mijn geschrijf, leer ’k met den dag. Van alles wordt op het nauwkeurigst notitie genomen, zelfs van mijn correspondentie in dit blad, waarin ’k gewoonlijk een eenigszins lossen toon aansla. Ds. Schilder vond hier een addertje onder het gras en was er terstond bij om het den volke te toonen. Onder het kopje Opwekking tot scheurmakerij nam hij in De Bazuin van 13 Aug. over, wat ’k in ons blad van 6 Aug. schreef aan C.d.B. te R. Ook De Heraut maakte dit wereldkundig.

Nu was dit door mij meer bedoeld als een leuke opmerking, dan als een ernstige raadgeving. Een broeder te Rotterdam, die mij schreef over het ergerlijke in het gebed van Ds. Couvée — dit hebben Bazuin en Heraut niet overgenomen — vroeg mij, of ’k nog eens spoedig kwam preeken. Blijkbaar had hij er niet aan gedacht, dat ’k in mijn vorige gemeente niet meer preeken mag. Daarom antwoordde ’k hem: werk er dan maar toe mede, dat er een kerkeraad komt, die mij uitnoodigt.

Ziedaar de opwekking tot scheurmakerij!

Maar over die „scheurmakerij” wil ’k nu toch wel eens wat zeggen. Wie zijn de scheurmakers?

Toen na de Asser besluiten de kerkeraad van Amsterdam-Zuid rustig voortging om de gemeente te vergaderen onder de bediening des Woords, is er van synodale zijde voor gezorgd, dat het dusgenaamde „beter deel” der gemeente afzonderlijk kon samenkomen onder de prediking des Woords. Een nieuwe kerkdienst dus t.g.o. den ouden. Wie waren hier de scheurmakers?

Haast nog krasser is wat te Zandvoort geschiedde.

Toen de kerkeraad mededeelde, dat hij en waarom hij het woord van opwekking der Asser synode niet zou voorlezen, verlieten eenige belijdende leden met hun kinderen de kerk. De meesten hunner zijn nooit meer ter kerk geweest. Sommigen gingen naar kerken in den omtrek. Enkelen naar de Herv. Kerk onder Ethische prediking. Anderen zochten stichting door middel van de radio. Samen hielden zij een vergadering en wendden zich onder leiding en door middel van een Comité tot den kerkeraad. En zoodra deze was „afgezet”, richtten zij een tegenkerk op met behulp der classe en de predikanten B. van Schelven, Siertsema, Breukelaar en Ferwerda traden tegenover hun Zandvoortschen collega op. Wie zijn hier de scheurmakers?

Vooral het optreden van Ds. Breukelaar was merkwaardig. Hij had zijn dienst beloofd aan Utrecht, doch vroeg en verkreeg toestemming |331| Zandvoort te helpen, terwijl men zich in Utrecht met preeklezen tevreden stelde. Volgens een persbericht heeft hij toen voor het „ontrouwe” deel der gemeente gebeden als voor „Afgescheidenen.” Hij, een zoon der Scheiding, komt preeken tegenover en bidden voor de dwalende „Afgescheidenen.”

Moeten Ds. Schilder e.a. zelf niet toestemmen, dat hun verwijt van „opwekken tot scheurmaking” doet denken aan het bekende spreekwoord van pot en ketel?


v.d. B.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. K. Schilder, ‘Ernst of luim?’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 17 (27 augustus 1926).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000