Vonden gezocht

Woord en Geest. Gereformeerd weekblad

1e jaargang, onder redactie van J.G. Geelkerken e.a.
Baarn (Bosch & Keuning) 1925v
44,330 (20 augustus 1926)

a



De synodale, kerkelijke pers staat voor de oplossing van een moeilijk probleem, dat zij echter zichzelf heeft gesteld. Hoe moet toch de schorsing en afzetting van den Zandvoortschen predikant, jaren lang bekend als onverdacht Gereformeerd in de leer en onberispelijk van wandel, worden verklaard? Het eenvoudige, eenig juiste antwoord zou moeten luiden: uit de dwaling van Assen. Dan was er ook geen probleem. Doch dit antwoord kan noch wil men geven. En daarom gaat men naar een ander zoeken, en doet men vele „vonden” aan de hand.

Die, welke ontleend worden aan het karakter van den predikant, b.v. diens stijfkoppigheid, laat ’k maar rusten. Dat lijkt me al te persoonlijk. En noch in het Onderteekeningsformulier noch in de Kerkenordening wordt bedoelde kwaliteit of, zoo men wil, bedoeld gebrek als een „grove zonde” genoemd, die een predikant schorsing en afzetting waardig maakt.

Door anderen wordt genoemd, ten eerste: independentisme. Laat dit nu eens het euvel zijn, waaraan Ds. Van den Brink lijdt — hetgeen ’k ten stelligste ontken —, dan zouden hieruit zijn kerkrechtelijke bezwaren te verklaren zijn, maar niet die tegen de „dogmatisch-exegetische” of „confessioneele” uitspraak van Assen. En de laatste alleen waren toch grond voor schorsing en afzetting.

Ten tweede, dus beweert men, is het dan ook juist afwijking van de Belijdenis geweest, die de classe noopte tot haar tuchtmaatregelen. Doch is bezwaar is toch in flagranten strijd met de feiten. Tot vlak vóór de schorsing toe hebben de leden der classe en die der „Commissie van advies” met Ds. B. van Schelven, zich beijverd, om te verklaren, dat de bewuste dienaar des Woords, onberispelijk zuiver in zijn prediking en leer was, zelfs oer-gereformeerd. Is dan plotseling een grove of zelfs ook maar een geringe dwaling van hem openbaar geworden? Niemand heeft dit nog gezegd. Niemand kan het ook zeggen zonder met de waarheid in strijd te komen.

Een derde verklaart, dat de oorzaak van het droeve gebeuren ligt in de weigering om met z’n bezwaren den kerkelijken weg te bewandelen. Uit mijn artikel Revolutionair? (zie dit blad van 23 Juli, bl. 312) blijkt, het tegendeel. In Nog twee persstemmen (zie dit blad van 6 Aug. bl. 322) ben ’k hierop nog eens teruggekomen, omdat men toch maar voortging dit sprookje te verbreiden. Van dit laatste doet Ds. Schilder in De Bazuin van 13 Aug. „eerlijkheidshalve” aan zijn lezers mededeeling, daar hij ook in het vorige nummer van dit blad mij iets dergelijks had aangewreven. Had hij toen (6 Aug.) niet gelezen, wat ’k 23 Juli schreef? En op welken grond twijfelt hij eraan, of ik de feiten wel volledig weergaf? Zoo’n verdachtmaking eert den schrijver niet.

Eindelijk een vierde oplossing van het „probleem”. Ze is van Ds. J. Gispen te Groningen. Deze zendt weer na zijn herstel, waarmede ’k hem hartelijk gelukwensch, zijn „Brieven naar Jeruzalem”. En hij heeft den steen der wijzen gevonden. In de publicatie van het herstelde kerkverband tusschen Amsterdam-Zuid en Zandvoort trof hem, dat het te Utrecht in 1923 genomen besluit in zake het vrouwenkiesrecht niet aanvaard werd. En daarin ziet hij „de oplossing van het zoo in-droef raadsel dat een man als Ds. v.d. Brink zóó positie nam tegen de Asser Synode, at hij nu buiten ons kerkverband staat. Ter nadere verklaring (?) zegt hij dan dit: „In heel deze kwestie ging het over de vraag: plaatselijke kerk of de kerken in het gemeen en dus het kerkverband. Diezelfde vraag beheerschte ook de procedure van Ds. v.d. Brink voor de classis Haarlem met het droeve gevolg, dat de meerderheid van Zandvoort’s kerkeraad weigerde zich te onderwerpen aan het schorsingsbesluit der classis over Ds. v.d. Brink uitgesproken zonder den kerkelijken weg ten einde toe te bewandelen. Het een en het ander staat in onlosmakelijk verband.”

Het is wel te betreuren, dat Ds. Gispen er maar op los schrijft zonder zich van de feitelijke toedracht der zaak op de hoogte te hebben gesteld. Slechts door goed te lezen het schorsingsbesluit der classe en het kerkeraadsbesluit van Zandvoort zou hij reeds een anderen kijk op het geval hebben. Bovendien heeft Ds. G. blijkbaar geen hoogen dunk van de schranderheid van zijn „waarden vriend te Jeruzalem.” Anders zou deze hem kunnen tegenwerpen: toegegeven, dat hiermede de houding van Zandvoort’s kerkeraad ten opzichte van het schorsingsbesluit is verklaard; maar waar is nu „het onlosmakelijk verband” tusschen het vrouwenskiesrecht en het schorsingsbesluit zelf?

Werkelijk, op al de genoemde oplossingen van het probleem is het woord van den Prediker uit de grijze oudheid van toepassing: de mensch heeft vele vonden gezocht.


v.d. B.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. K. Schilder, ‘Ernst of luim?’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 17 (27 augustus 1926).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000