Een bloemlezing

Woord en Geest. Gereformeerd weekblad

1e jaargang, onder redactie van J.G. Geelkerken e.a.
Baarn (Bosch & Keuning) 1925v
33,258 (4 juni 1926)

a



Van zeker schrijver in zeker blad wordt wel eens geklaagd, dat zijn toon zoo scherp is. ’t Spreekt haast vanzelf, dat deze klacht bijna uitsluitend geslaakt wordt door wie het met den inhoud van zijn schrijven niet eens zijn. Overigens dient hier te worden gedacht en het spreekwoord van „elk vogeltje.”

Beslist afkeurenswaardig is het echter, zoo niet alleen de toon, maar ook vorm en inhoud van het schrijven een hatelijk karakter gaan vertoonen.

Dit is al meer het geval met wat Ds. K. Schilder van Oegstgeest in de kerkelijke pers laat hooren. Deze schrijver beschikt over kolommen in op z’n minst drie weekbladen: De Reformatie, de Leidsche Kerkbode en De Bazuin. In het laatste persorgaan verzorgt hij op veelszins uitnemende wijze de rubriek: Op en om ons erf, waarin tal van berichten over kerkelijke aangelegenheden voorkomen. Natuurlijk komt ook telkens het kerkelijk conflict ter sprake, helaas, niet slechts op partijdige, maar ook op hatelijke wijze. In ieder nummer liggen de bewijzen als voor het grijpen.

Laat ik een bouquetje saamlezen uit het laatste Bazuin-nummer, dat van 21 Mei.

De houding van „Woord en Geest” en speciaal van Dr. Geelkerken, is voor verstandige menschen armoedig en voor zedelijk voelende menschen misdadig.


Tevens vermeldt men, dat de raad van den religieuzen kring van dr. J.G. Geelkerken aan de gereformeerde jongelingen, die te Amsterdam juist hun „bondsdag” hielden, een geschrift heeft uitgereikt bij den uitgang der vergadering. Het is een troost, dat het nog geen synodeleden zijn, deze jongelingen; nu zijn hun hersens tenminste nog vatbaar voor „de wetenschap”. Ze zijn nog geen synodelid, en daarom hooren zij, evenals de raad van dr. Geelkerken, niet onder de „boeren, burgers en buitenlui.”


Ds. J.J. Buskes heeft aan den raad van den godsdienstigen kring van dr. J.G. Geelkerken bericht, dat hij het op hem uitgebrachte beroep aanneemt. De dezer dagen gestichte tweede predikantsplaats is dus spoedig bezet.

Hoe kleinzielig! Aan Amsterdam-Zuid zelfs den naam van „kerk” te ontzeggen en een bij Modernen geliefden term te gebruiken. Is in dergelijk geschrijf de broederliefde niet geheel zoek, zelfs de naastenliefde.


v.d. B.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. K. Schilder, ‘Oude plunje’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 12 (23 juli 1926).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000