C. Rijnsdorp
Werd 19 September 1894 te Rotterdam geboren. Ging op 13-jarigen leeftijd naar kantoor; is goeddeels autodidact.
Hij wilde aanvankelijk componist worden, schreef kleine composities voor gemengd koor en gaf in 1912 bij Steingräber Verlag, Leipzig, een klein werkje voor viool en piano uit.
Bijdragen van godsdienstig-paedagogischen aard schreef hij toen en later in het Gereformeerd Jongelingsblad, (ook versjes) en Ons Ideaal.
In de oorlogsjaren publiceerde hij populaire artikelen over muziek in Woord en Beeld.
Daarna kreeg de liefde tot de literatuur de overhand.
Ter perse is een roman: Koningskinderen (1930) die liefde en religie onder één gezichtspunt plaatst en door den hoofdpersoon achtereenvolgens doet veroveren.
Dit verhaal speelt ongeveer 1907, voornamelijk onder Gereformeerde kleine luyden.
Een tweede roman is in bewerking.
Rijnsdorps ideaal is het geven van epiek in grooteren omvang, die voor het volk niet ontoegankelijk is.
BIBLIOGRAFIE:
Roman:
1930 Koningskinderen.
In De Spiegel verschenen omstreeks 1920/3 verschillende novellen onder sinds verlaten pseudoniemen.
Verzen verschenen in Stemmen des tijds en Opgang, waarvan een drietal is opgenomen in den bundel: Stille opvaart (1930). |215|
Voorts schreef hij bijdragen in Opgang, Opwaartsche wegen, De vriend des Huizes en De Reformatie. Hiervan zij genoemd:
In Opgang:
Het leven en de kunst van Just Havelaar (VIII, 5).
Traditie en persoonlijkheid in de (dicht)kunst (VIII, 5).
Vaaradigheid en ingeving in de (dicht)kunst (VIII,7).
In Opwaartsche wegen:
Queridos Jordaan (VI, 3.
Chauffeur Binigaart (novelle), (VI, 7).
De mystische vallei idem, (VII, 6).
Uit het leven van Joh. Sebastiaan Bach (novelle).
(K.K.K.-serie. Voor de lagere school. Deel III, no. VI, 1928).
In De Reformatie:
J.S. Bach, de architect-mysticus. (X, 25-29).
Spanning en humor in de verhaalkunst (X, 34-35).
|