Hugo Kingmans

Den 7den Juli 1894, in het — de laatste eeuw — zeer vervallen Zeeuwsche stadje Zierikzee, ben ik geboren — aldus de schrijver Hugo Kingmans, die zich onmiddellijk bereid toonde, iets over zijn leven en werk mede te deelen.

— Mijn jeugd verliep geheel onbezorgd. Ik werd, na de lagere school, opgeleid tot onderwijzer, maar reeds op 15-jarigen leeftijd wist ik, naar den mensch gesproken natuurlijk, dat ik niet voor een klas zou kunnen staan, want toen al (waarom kan ik niet verklaren) ging mijn hart uit naar de journalistiek.

Mijn vader voelde daarvoor niets, omdat hij er geen toekomst in zag. In ieder geval stond hij er op (zeer verstandig!) dat de onderwijzersacte werd gehaald; wat dan ook gebeurd is.

Echter ben ik nooit aan het onderwijs verbonden geweest. Tijdens de studie voor onderwijzer, verzorgde ik meteen de boekhouding der zaak van mijn vader, wat nog al veel werk gaf.

Al vroeg voelde ik neiging tot schrijven. Op 16-jarigen leeftijd schreef ik een uitvoerig verhaal over het beleg van Zierikzee door de Spanjaarden in 1576. Omdat studie en ander werk er niet onder lijden mochten, werd het verhaal, dat opgenomen werd in het toenmalige weekblad: „De Zeeuwsche Courant”, geschreven in de nachtelijke uren.

Na volbrenging van mijn militairen dienstplicht (ruim drie jaar, want het was in de mobilisatie en ik was van lichting 1914) gelukte het mij, verbonden te worden aan het toenmalig dagblad: „De Stichtsche Courant” te Utrecht, zoodat de wensch van mijn hart werd vervuld. |84|

Vervolgens was ik werkzaam aan „Onze Courant” te Zwolle, waarna mijn benoeming volgde tot redacteur van de „Nieuwe Provinciale Groninger Courant” te Groningen; aan de redactie van dit blad ben ik sinds 1 September 1919 verbonden.

Aan het schrijven van een boek had ik wel eens gedacht, maar het voornemen is niet uitgevoerd, omdat ik meende er niet toe in staat te zijn.

Toen echter in 1923 de fa. Kirchner te Amsterdam een wedstrijd voor Zondagsschoollectuur uitschreef, zond ik twee jeugdverhalen in, die in het fonds werden opgenomen.

De zeer welwillende ontvangst gaf mij moed, zoodat ik een volgend jaar weer copie voor een wedstrijd inzond. Ze werd bekroond met den eersten prijs.

Daarna ben ik rustig doorgegaan met schrijven; niet alleen Zondagsschoolboekjes, maar ook grootere boeken voor de jeugd en voor volwassenen. Daarbij keerde ik in verschillende gevallen terug tot mijn oorspronkelijke liefde: het historisch verhaal.

Volledigheidshalve wil ik er nog bijvoegen, dat ik sinds enkele jaren vast medewerker van de scheurkalender „Kruimkes van ’s Heeren tafel” ben en ook verschillende geschriften van het tractaatgenootschap „Filippus” heb gereed gemaakt.

Ook publiceerde ik verschillende brochures en artikelen op politiek terrein.

U begrijpt, dat een redacteur van een locaal dagblad, wil hij voor ruimeren kring iets verrichten, met zijn tijd moet woekeren. Ik doe dit echter (late avonduren en vele nachtelijke uren worden er voor benut) met graagte, omdat ik er diep van overtuigd ben, dat christelijke volkslectuur, zoowel voor volwassenen als voor de jeugd, broodnoodig is. Zooveel in mijn vermogen is en ik daartoe de gave ontvangen heb, wil ik daartoe een steentje bijdragen.

De literaire verzorging van mijn werk zou ik in menig opzicht beter willen verrichten, maar daartoe ontbreekt mij ten eenenmale de tijd. De meeste van mijn verhalen zijn eerst als feuilleton-bijdrage in een of meer blad(en) opgenomen geweest. |85|


BIBLIOGRAFIE:

Romans en Novellen:

1925 „Zoekers”.

1926 „De zoon van den torenwachter” (historisch verhaal).

1926 „Toen de wolken samenpakten”.

1927 „De Slaande Hand”.

1928 „Meester Meindert” (historisch verhaal).

1928 „Wordingsgetij” idem.

1928 „Boeren van Lobith” idem.

1929 „David Gwijn” idem.

1929 „Het huisje aan den zeedijk” (verschenen onder pseudoniem H. Zeeberg).

1929 „Van een arm dorp, dat rijk werd”.

1930 „Klatergoud”.

1930 „De cajuytwachter van Heemskerk” (historisch verhaal).


Jeugdlectuur:

1924 „Dick van Maanen”.

1924 „Als het licht komt”.

1925 „Toen ’t nacht was”.

1925 „Als de torens zingen”.

1926 „Huib van Wielen”.

1928 „’n Vroolijk Vijftal”.

1929 „De gelapte broek”.

1930 „De „wraak” van Jan Zeegers”.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004