G.F. Haspels (1864-1916)

Op 7 April 1864 werd George Frans Haspels te Nijmegen geboren, waar zijn vader aannemer was. Zijn moeder stamde uit het geslacht Callenbach, als dochter van den Nijkerkschen predikant, bekend uit den Réveiltijd.

Op het gymnasium had hij last met de studie — deed op 19-jarigen leeftijd met moeite eindexamen, waarna hij student in de theologie te Utrecht werd, waar vooral professor Valeton grooten invloed op hem had.

Dat hij na vijf jaar „afgestudeerd” was, verbaasde menigeen.

Met een minimum aan theologische kennis, trok hij 12 Augustus 1888 de pastorie van Colmschate in, waar hij 8 jaren verbleef, temidden van een mooie omgeving. Daar ving ook zijn eigenlijke studie pas aan. Hij schreef er twee romans onder den schuilnaam Compassione n.l. „Frans Burgstein” (1892) en „Ab-Hurck” (1894), „vlot” geschreven, doch zonder veel diepte.

Nadat gedurende vijf jaren zijn oudste zuster zijn huishouding had gedaan, leerde hij op een buiten te Colmschate de familie Kleyn van Brandes kennen. De vader was schilder, die veel in Duitschland had gewoond — de dochter was in Rome geboren.

In den zomer kwam de verloving met Charlotte, met wie hij gaarne musiceerde, tot stand en nog dat zelfde jaar werd hun huwelijk voltrokken.

In 1896 vertrok Haspels naar de kerk van Kralingen — vijf jaar later naar Rotterdam.

Hij werkte hard en gaf zich geheel voor zijn gemeente.

„Zoo werd het hem”; schrijft zijn biograaf Prof. P.D. Chantepie de la Saussaye, „hij leefde luttele jaren, maar leefde met zijn hart”.

„Zeldzaam weinig zelfzuchtig heeft hij geleefd, tevens een der |43| weinige Nederlanders van beteekenis, die geen partijman was, noch politiek, noch kerkelijk. Hij vermocht zich in zijn levenswerk te geven aan anderen, richtte zich niet op de vergankelijke dingen, maar op de eeuwige. En wat hij vaak als leus van zijn leven gaf, laat hij na als prediking en voorbeeld: God is goed.”


Zijn literair werk verscheen grootendeels in „Onze Eeuw” een onafhankelijk tijdschrift, dat geen bepaalde richting wilde voorstaan, in welk blad hij tevens zijn degelijk literaire critieken schreef.

De Raaf en Griss typeeren Haspels in hun „Zeven Eeuwen” aldus:

„De Rotterdamsche predikant, de geestdriftige bewonderaar van ons waterland met zijn ruig, rondborstig visschersvolk, wiens streven naar moderne woordkunst wel eens hindert als iets gewilds en gedwongens, maar wiens optimisme en zedelijke hartstocht weldadig aandoen.”

D.G. Sliggers voegt hier, in een radio-lezing aan toe: „wiens vroomheid en oprechte christenzin versterkt.”

Zijn meest rijpe werk is de roman: „David en Jonathan” (1916).

Den laatsten zomer van zijn leven bracht hij door op zijn villa Welna te Lochem — den 16 December 1916 overleed hij in het Diaconessenhuis te Arnhem.


Zijn proza blijft voor leder, die de heerlijkheid van zee en heide mint, een stille verheuging. Het werk, dat hij ons naliet, is door en door gezond; het is doorwaaid van zilte zeewind — doorlicht als zomerwolken — voor degene, die in de moderne literatuur geen vreemde is, een welkome verademing.


BIBLIOGRAFIE:

Romans en Novellen:

1892 „Frans Burgstein”, door Compassione (pseudoniem). 2e druk 1903.

1893 „Ab-Hurck” idem.

1900 „Vreugden van Holland” 3e druk 1923.

1902 „Zee en Heide” 3e druk 1923.

1904 „Herrijzenis”.

1907 „Boete” (2 dln). |44|

1908 „Onder de Brandaris” 3e druk 1919.

1912 „De Stad aan ’t Veer”.

1914 „Wisselend Uitzicht”.

1915 „David en Jonathan”.


Algemeen Werk:

1898 „De kinderen niet verhinderen” (Toespraak).

1898 „Onze litteratuur en onze evangelieprediking” (rede).

1901 „De Weerloosheid”. Een hoofdstuk van levensleer.

1904 „Scandinavische reisschetsen”.

1907 „Ten dage der verschrikkingen” (leerrede).

1909 „De geestelijke poëzie” (serie: Uit onzen bloeitijd, 17e eeuw, no. 8).

1909 „Beveel gerust uw wegen”. Bundel proza en poëzie van J.R. Callenbach, G.F. Haspels e.a.

1909 „Het Licht der Wereld” Bijbelsche platen; tekst o.a. van G.F. Haspels.

1911 „Toespraken”

1911 „Ons eigen Land”. Deel IV. De groote rivieren en Zeeuwsche eilanden. (A.N.W.B.)

1913/14 „Onder open hemel” (preeken).

1. „Die aan de deur staat en klopt” 1913.

2. „In de schuts des Allerhoogsten” (Overdenkingen voor Oud en Nieuwjaar) 1913.

3. „De beker der verlossing” 1914.

4. „Heerlijkheid” 1914.

1914 „Getuchtigd en niet gedood”. Overdenkingen van dezen tijd, o.a. door G.F. Haspels.

1914 „Vondel” Serie „Groote Mannen”; no. 1.

1915 „De Goede Belijdenis” door o.a. G.F. Haspels.


Vertaling:

1900 „De Pastorie van Nöddebo” door Nicolaas, oud 18 jaar, uit het Deensch 3e druk 1906.


Verspreid werk in:

„De Gids” 1895-1900.

„Stemmen voor Waarheid en Vrede” 1896-’97, 1900-1915.

„Handelingen van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde:

1903 „Taalvirtuoos of Apostel?” (Voordracht).

Zie voorts de uitvoerige levensbeschrijving over G.F. Haspels door Prof. P.D. Chantepie de la Saussaye; (Handelingen der Maatschappij v. Nederl. Letterkunde 1916), waaraan bovenstaande gegevens werden ontleend.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004