[Donkere dagen]

De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland

onder redactie van H.H. Kuyper e.a., Amsterdam (De Heraut)
Nr. 2498 (6 december 1925)

a



De donkere dagen vóór Kerstmis zijn weer gekomen en daarbij overviel ons een vroege winter, die reeds in November inzette en wat sneeuwjacht en koude betreft, voor den heuschen winter, die volgens den kalender eerst 21 Dec. beginnen mag, niet onderdoet. En zooals het in de natuur daarbuiten is, zoo schijnt het ook op geestelijk gebied te zijn.

Ongetwijfeld is de onderteekening van het tractaat van Locarno, die deze week te Londen plaats vond, een der meest verblijdende feiten, die de hoop op een betere verstandhouding tusschen de volkeren van Europa doet herleven, nadat menigeen zich al had afgevraagd, of we niet met rassche schreden een nieuwen wereldoorlog tegemoet gingen, waar het wantrouwen, de vijandschap en de maatregelen van geweld den toestand ondragelijk maakten. Al laten we de waarde van dit tractaat geheel in het midden, er is, ook te Londen bleek dit voldoende, een geheel andere geest over de staatslieden van Europa gekomen dan toen het Poincarisme in Frankrijk den toon aangaf. Teekent het niet, dat men in het Engelsche parlement opkwam tegen den laster, waarmede men tijdens den oorlog Duitschland achtervolgd had, en eischte, dat de Regeering hierover openlijk haar afkeuring zou uitspreken? En worden in Frankrijk zelf niet stemmen gehoord, die steeds krachtiger protest aanteekenen tegen de met geweld van Duitschland afgedwongen verklaring, dat dit land alleen de schuld aan de oorlog droeg? Indien we alleen op de internationale betrekkingen hadden te letten, zou er veeleer reden zijn om een: het daget in het Oosten, aan te heffen als blijden lofzang over het nieuwe licht, dat is opgegaan over de wereld, dan te klagen over donkerheid en winterkoude.

Zoodra men echter terugkeert ott den innerlijken toestand der volkeren, maakt deze juichtoon plaats voor angstige bezorgdheid, wat de toekomst ons brengen zal. Frankrijk wankelt aan den rand van den afgrond eener financieele catastrophe, en de snelle opeenvolging der ministeries die even vlug worden ineengetimmerd als ze weer uiteengeslagen worden, toont wel, hoe de man ontbreekt, die met vaste hand de teugels grijpen en het hollend span op veilige paden kan terugvoeren. Indien de catastrophe niet te vermijden is, dan — de geschiedenis van Frankrijk toont dit genoeg — staat men voor het gevaar van revolutionaire bewegingen, die een geheelen omkeer in het staatkundig leven kunnen te weeg brengen. En een sociale revolutie in Frankrijk, — ook dat heeft de geschiedenis geleerd — bedreigt met infectie evenzeer de andere landen van Europa. In Duitschland moge de financieele catastrophe schijnbaar zijn afgewend door dat de Mark nu weer op peil staat, maar de berichten uit Duitschland, ook die we persoonlijk ontvingen, wijzen er op, dat de oeconomische crisis hier niet minder ernstig is en men vol bange zorg den winter tegemoet gaat. Een vaste partijformatie, die voor een parlementair kabinet de basis kan geven, is nog altoos niet gevonden. De toon der nationalistische partijen, die van de vredespolitiek van Stresemann niets wilden weten, wordt al scherper. Men hitst zelfs tot publieken moord weder aan. En de correspondent van het Handelsblad wees er reeds op, dat men wellicht spoedige weer voor wat de Duitscher noemen een Putsch zou komen te staan, d.w.z. voor een gewelddadige poging der minderheid om zich van de staatsmacht meester te maken. Het stormsignaal Wees op uw hoede geldt voor Duitschland evenzeer als voor Frankrijk, ook al zou het gevaar hier niet van socialistische en communistische, maar juist omgekeerd van monarchistische zijde dreigen.

En ook wat ons volk betreft, kan zeker nog niet gezegd worden, dat de zon weer door de nevelen is heengebroken en we met betere hoop de toekomst kunnen tegengaan. Voor het onmiddellijk gevaar, dat we een vrijzinnig-democratisch-socialistisch kabinet zouden krijgen met roomschen inslag, zijn we bewaard, nu de politieke koopman voorloopig bij de Roomsche heeren een weigerend antwoord ontving op de aangeboden cheque. Maar het verbroken verband der coalitie-partijen, die voor de Christelijke beginselen in ons volksleven opkomen, is daarmede nog lang niet hersteld, en men vergete niet, dat de afwijzing van Rome op het huwelijks-aanzoek niet finaal en niet beslissend is geweest. Liefst wil Rome zich bij ons niet met de socialisten verbinden, om de tegenstelling tusschen de diepere beginselen, die beide partijen scheiden, maar als ten slotte de noodzaak er toe dringt, als er anders geen regeering te vormen is, dan zal Rome de aangeboden hand aanvaarden. Zoo staan we reeds bij den aanvang van een nieuwe parlementaire periode voor een regeeringscrisis, die niet alleen allen arbeid verlamt, onze begrooting in de war stuurt, maar waarvan het einde nog niet te voorzien is. En wat voor ons de groote, de al beheerschende vraag is; of de samenwerking der Christelijke staatspartijen zal behouden blijven in het belang van ons land, die vraag kan nog niemand beantwoorden. Indien we bij de verkiezing als Christelijke partijen het onderspit hadden gedolven, dan zouden we — want Gods hand regeert alle ding — daaronder ons lijdzaam hebben geschikt. Zelfs kan er versterking van eigen kracht in schuilen, wanneer men een tijdlang gedwongen wordt in de oppositie te moeten overgaan. Jacht op ministerszetels heeft ons Gereformeerde volk nooit gemaakt; niet om eigen machtspositie, maar alleen om de handhaving der Christelijke beginselen in den Staat is het ons te doen. Nu echter, dank zij de krachtsinspanning bij de stembus, een meerderheid van de Christelijke partijen verkregen werd en daarmede de mogelijkheid, dat weer een Christelijke regeering kon optreden, stelt het wel diep te leur, dat door onderling gekrakeel de zegepraal, die God ons schonk, te loor zal gaan. Want door eigen zonde zou dan verspeeld worden de macht om tegenover de partijen van het ongeloof ons volk te houden bij de ordinantiën van Gods Woord.

Het zijn de donkere dagen vóór Kerstmis, maar we weten, dat straks in het rijk der natuur na Kerstmis het licht weer zal doorbreken en na den winter een nieuwe lente zal komen. En zoo is het ook in de geschiedenis der volkeren, ook in de historie van ons eigen volk gegaan. God is wonderlijk van raad en daad. Hij kan ook uit de duisternis het licht doen te voorschijn komen. En zelfs in den donkersten nacht blijft daarom het oude pelgrimslied van Israel de uiting van Gods volk: Ik verwacht den Heere, mijne ziel verwacht en ik hop op Zijn Woord. Mijne ziel wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen, den morgen ach wanneer?


H. H. K.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001