[De samenroeping der Synode]

De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland

onder redactie van H.H. Kuyper e.a., Amsterdam (De Heraut)
Nr. 2494 (8 november 1925)

a



Er schijnt nog eenig misverstand te bestaan omtrent den juisten zin en de beteekenis van Art. 50 onzer Kerkenorde. Men meent, dat wanneer twee Particuliere Synodes als haar oordeel hebben uitgesproken, dat het samenkomen eener buitengewone Generale Synode noodig is, de beslissing of dit geschieden zal, dan nog staat aan de roepende Kerk. Zelfs zou deze Kerk, wanneer ze tot de samenroeping eener buitengewone Synode overging, publiek aan de Kerken rekenschap moeten geven, waarom ze dit deed. De verantwoordelijkheid voor die daad zou door haar moeten gedragen worden.

Het spreekt wel vanzelf, dat deze opvatting niet alleen met de letterlijke bewoordingen van Art. 50 in strijd is, maar bovendien ook tot de grootste ongerijmdheden voeren zou.

Deze opvatting is in strijd met de letterlijke bewoordingen van Art. 50. Er staat toch niet, dat wanneer minstens twee Particuliere Synodes tot de roepende Kerk een verzoek richten een buitengewone synode saam te roepen, de roepende Kerk de bevoegdheid zal hebben, wanneer zij zelve van die noodzakelijkheid ook overtuigd is, de buitengewone synode saam te roepen, maar dat wanneer naar het oordeel van ten minste twee Particuliere Synodes de Generale Synode binnen de drie jaren te beroepen ware, de roepende Kerk met advies of onder goedkeuring van hare Particuliere Synode van den tijd en de plaats zal besluiten. Als twee Particuliere Synodes haar oordeel uitspreken, dat er dringende nood is om de Generale Synode saam te roepen, dan is de roepende Kerk hiertoe verplicht. Wat alleen aan haar wordt overgelaten, is dus met advies of goedkeuring van hare Particuliere Synode een besluit te nemen, niet of er een buitengewone synode zal saamkomen, maar, zooals er uitdrukkelijk staat, op welke plaats en tegen welken tijd dit zal geschieden.

Maar ook afgezien van de duidelijke bewoordingen van dit artikel zelf, kan over de zaak ook geen oogenblik twijfel bestaan. Meent men, dat de roepende Kerk hierover definitief te besluiten heeft, dan zou het geval zich kunnen voordoen, dat niet twee of drie, maar alle particuliere Synodes als haar oordeel uitspraken, dat een buitengewone Generale Synode noodig was en de roepende Kerk zou dan alleen de macht bezitten om te zeggen: en toch roep ik de Generale Synode niet bijeen, want ik zie de noodzakelijkheid daarvan niet in. Zulk een macht aan ééne Kerk op te dragen zou wel in het Roomsche Kerkrecht thuis behooren, maar zeker niet in een Gereformeerde Kerk. Onze Kerkenorde heeft de beslissing, of er een buitengewone Generale Synode zal bijeenkomen, daarvan laten afhangen, of dit naar het oordeel van minstens twee Particuliere Synodes noodig is. Deze Synodes hebben aan de roepende Kerk mede te deelen, waarop dit oordeel berust. En de roepende Kerk kan niet anders, wanneer ze de buitengewone Generale Synode samenroept, dan aan de Kerken mededeelen op welke gronden deze Particuliere Synodes dit hebben gevraagd. Meer mag van de roepende Kerk niet verlang worden, en allerminst mag op hare schouders een last worden gelegd, dien zij zeker niet dragen kan.


H. H. K.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001